292
den. Eeiie suppletie van 1500 man aclitte de Minister, wellicht terug
denkende aan de vreedzame jaren vóór 1873, voldoende, niettegenstaande
liet leger sedert permanent uitgebreid is! Over de andere verschillen
zwijgen wij.
Do concept-begrooting doorlezende, trof het ons, dat we hij de leger-
begrooting nog altijd onvermeld vonden de kosten der Barlsan van Madoera
voor zooveel de Staat tot de instandhouding daarvan, gedeeltelijk, heeft
bij te dragen. We zochten daarom bij onderafdeeling 41 van hoofdstuk
II, (Binnenlandscli bestuur) doch vonden nog niets! Hoe men geen
onderscheid maakt tusschen pradjoerits en bartsan en de uitgaven voor
elk dier corpsen (zie a en b van 41) niet'afzonderlijk vermeldt, behoort
tot het gebied der raadsels! Moge de Vertegenwoordiging tuk op
uitgewerkte begrootingen hierop eerlang letten.
In het „Voorloopig verslag" der Tweede Kamer werden onder het
hoofd „Uitgaven in Nederland" de volgende opmerkingen gemaakt:
„Dooi- verscheidene leden werd, op grond ook van de berekeningen, die men op
bladz. 29 van het Koloniaal Verslag wegens de verliezen vindt, in 1879 door het
Indische leger geleden, ernstige twijfel geopperd, of door de aanwerving en uitzending
van 1500 man wel genoegzaam in de ontstane leemten zou kunnen worden voorzien.
De zorg om het icg-er op voldoende sterkte te houden scheen te meer aan te bevelen,
omdat ook wanneer Atjeh op den voet van vrede kan worden bestuurd, daar eene
sterke bezetting zal moeten worden onderhouden.
„"Wordt er genoegzame zorg gedragen voor de voeding en kleeding der Indische
militairen, die na volbragte dienst naar Europa terugkeeren? Het armoedig uiterlijk,
dat dikwijls deze militairen kenmerkt, zou er aan doen twijfelen. Het kan niet strek
ken om tot de dienst in Indië aan te moedigen
„Door eenige leden werd gevraagd, wanneer de post voor de zoogenaamde Indische
brigade ophouden zal enkel voor memorie te worden uitgetrokken. Indertijd is de
noodzakelijkheid der oprigting van zoodanig corps zoo duidelijk uiteengezet, dat de
Kamer in beginsel daartoe besloot. Wat sedert dat tijdstip is voorgevallen heeft de
juistheid dier beslissing bevestigd. Waarom wordt dan niets gedaan om het eenmaal
ontworpen plan tot uitvoering te brengen?"
„Eenigzins in verband hiermede werd in herinnering gebragtdat er vóór eenigen tijd
eene commissie is benoemddie omtrent het tot stand te brengen verband tusschen het
Daarom werd dan ook in het Voorloopig verslag gezegd, dat de som, die voor
de kosten der bezetting van Atjeh over 1881 beschikbaar wordt gesteld, f 1.745000
minder bedragende dan voor 1880, niet voldoende zal zijn. De meerdere som voor
dat jaar was niet eens voldoende! Daarom vroeg de Volksvertegenwoordiging: „Zou,
ook met het oog op het in den laatstentijd in Atjeh voorgevallene, de waarheid der
begrooting er niet door gewonnen hebbenindien althans het waarschjjnlijk onvoldoende
cijfer van 1880 voor het toekomende jaar behouden ware gebleven"?