1874 8152956
1875 10366500
1876 15784445
1877 16940550
1878 14240085
294
worden onderworpen. Dit is zoowel in liet belang der dienst als in dat der personen
zeiven, welke laatsten zich daardoor, na het verlaten der dienst en den terugkeer hier te
lande in eene betere positie zullen bevinden"?
d. „In eene der afdeelingen wees men op de voortdurende klagten over de ondoelmatige
en slechte kleeding der manschappen van het Indische leger, welke ondoelmatige klee
ding, volgens het verslag eener commissie, die deswege is geraadpleegd, zelfs als eene
oorzaak van ziekte wordt beschouwd. Zullen, vroeg men, met het oog op het Kolo
niaal Verslag, bladz. 34, de daaromtrent gedane onderzoekingen en proefnemingen
nooit eindigen"?
e. „Benige leden wensehten te weten, hoeveel de bezetting van Aijeh sedert het be
gin van den oorlog heeft gekost."
De opmerkingen over de lange reeks posten van geniewerken, voorna
melijk troepenkampementen [waarom daaraan niet vastgeknoopt vragen
omtrent de bestemming en het nut vestingen als Willem I en Tjilatjcip
en het verband tusschen do plaatsing der nieuwe troepenkampementen en
het stelsel van verdediging\, soldijen en gratificatiën, aan eereteekenen
verbonden, levensmiddelen, brand- en lichtstoffen en fourages, laten we
als van minder beteekenis achterwege.
Rapporteurs van de Tweede K amer waren de H. H. Tak van Poortvliet
Mirandolle, Vening Meiness, W. K. Van Dedem en Van Gennep, allen
n iet-militairen.
's Ministers Memorie van beantwoording gaf omtrent de lage raming der
kosten voor de bezetting van Atjeh geene betere toelichting dan in zijne
Memorie van toelichting. SoitDie kosten hebben, volgens de opgave
des Ministers zeiven, bedragen in
1873 f 5807003
1879 13245306.
Voor 1880 was geraamd 7882000 en de raming voor 1881 moest,
vóór dat de begrooting in behandeling kwam, reeds met 160000 ver
hoogd worden. Zoo gaat het altijd, wanneer men optimistisch raamt. Onder
deze cijfers zijn niet begrepen de uitgaven in verband met den oorlog.
Even onbevredigd liet ons 's Ministers antwoord omtrent het geringe
cijfer der suppletietroepen voor 1881. Om dat cijfer te verdedigen, sprak
de Minister over eene winst en verliesrekening betreffende de legeraanvulling
van 1873 t/m 1880. Do tegenwoordige legerformatie dus luidde 's Mi-