296
geerden wordt geopend om in het Koloniaal Militair Invalidenhuis op Bronbeek te
worden opgenomen."
De memoriepost voor de oprichting éener Indische brigade kon de
Minister van deze begrooting niet schrappen, „nu juist aan -èene speciale
commissie voorlichting werd gevraagd onder anderen omtrent de middelen die
kunnen leiden tot een vasten waarborg voor de geregelde aanvulling van
het Europesche en bijsonder van liet Nederlandsche element in de gele
deren van liet Indische leger."
„Die commissie heeft onlangs haar rapport aan den Minister van Oorlog ingediend."
Geen heter middel om meer Nederlanders in het Indische leger te
krijgen dan niet aan te nemen het plan van den Minister van Koloniën
om de inrichtingen van onderwijs in hut Indische leger in te krimpen
Indien de Minister het verband hiervan wil weten, vrage hij aan den
Minister van Oorlog het nut van de tweederlei opleiding in Nederland tot
officier, waarvan de eischen grootelijks verschillen.
Van de overige antwoorden van den Minister nemen we slechts die
over, welke op do oordeelkundig gestelde vragen der Vertegenwoordiging
volgen.
Vooreerst het merkwaardig antwoord betreffende den Generalen staf.
Dit corps werd bij Koninklijk besluit van 16 Augustus 1873, No. 74
opgericht. De weetgierigheid der Vertegenwoordiging wat sedert dien
tijd acht jaren gebleken wasgoed en niet goed te zijn, werd niet
bevredigd. De Minister zeide slechts:
„De formatie van den generalen staf, vastgesteld bij Konninklijk besluit van 30
Maart 1876, Indisch Staatsblad No. 158, is slechts als eene voorloopige regeling te
beschouwen. Zij werd ontworpen met het voornemen om haar te herzien zoodra do
ondervinding daartoe aanleiding zou geven."
„Tot dusver is van de Indische Regering nog geen voorstel ontvangen om tot die
herziening over te gaan, zoodat het Opperbestuur vooralsnog de gegevens mist om over
de werking van den generalen staf een juist oordeel te vellen."
De veel besproken reductie der Cavalerie werd als volgt toegelicht
„Het zij den ondergeteekende vergund te doen opmerken, dat omtrent eene reor
ganisatie der cavalerie niet anders dan voorstellen van de Indische Regering zijn
ontvangen, die nog niet aan 's Konings goedkeuring zijn onderworpen. Van eene
vastgestelde nieuwe organisatie van liet wapen kan derhalve geen sprake zijn."
„Overigens mag verwezen worden naar het Koloniaal Verslag, bladzijde 26".
Omtrent de militaire stoeterij te Malasoro zeide de Minister niets an
ders dan:
5
(*)Zie de „Koloniale verslagen" van 1880 en 1879.