298
Indische militaire apothekers zullen wel zeiven weten, wat op boven
staande woorden van den Minister valt af te dingen. Indische pharmaceuten
zijn in de eerste plaats Nederlandsche apothekers en geene Indische natuur
onderzoekers Zij moeten in de uitoefening van hunne practijk voor de Wet
in Nederland dezelfde rechten hebben als hunne collega's aldaar
Ten slotte halen wij 's Ministers antwoord aan, betreffende de in
voering der nieuwe uniform voor het leger
„Blijkens blz. 41 van het Koloniaal Verslag van 1875, werden reeds in dat jaar,
op aandrang van den geneeskundigen dienst, wollen hemden uitgereikt aan de troepen
in Atjeliwier katoenen bovcnkleoding sedert door baaijen (uniques vervangen is.
(Koloniaal Verslag 1876, blz. 38, en 1877, blz. 45)."
„Voor zoo ver de kleeding in de garnizoenen betreft, zijn den ondergeteekende
geen gegronde klagten bekend, allerminst zulke, die aanleiding kunnen geven tot de
bewering, dat ondoelmatige en slechte kleeding cene oorzaak van ziekte zoude zijn."
„De aangehaalde blz. 34 van het laatste Koloniaal Verslag strekt ten bewijze, dat
de Regeering ook in dit opzigt een geopend oog heeft voor de belangen van den
soldaat. De vervanging der katoenen tuniques door wollen kleedingstukken wordt
voorbereid, in dier voege dat zij uiterlijk 1 Januarij 1884 zal kunnen zijn tot stand
gekomen."
„Wat de voortdurende proefnemingen betreft, schijnt het aan de aandacht te
zijn ontsnapt, dat die, waarvan de hooger aangehaalde bladz. 34 gewaagt, onmisbaar is om
vóór de invoering der nieuwe kleeding de financieele gevolgen van den maatregel te
kunnen overzien. De ondergeteekende zou zich niet verantwoord achten, wanneer
liij, zonder over zoodanig overzigt te beschikken, tot wijziging der kleeding overging."
Wie Indisch officier is, behoeft nog niet in do Haagsche geheimen
ingewijd te zijn, om de zwakke zijden van dat antwoord te kunnen
peilen. Wij zouden, lid der Commissie van rapporteurs in de Tweede
Kamer geweest zijnde, den Minister gevraagd hebben of die financieele
gevolgenwaarvan hij gewaagt, ook van invloed zijn op de invoering der
nieuwe uniform voor de officieren en zoo neen wat dan toch wel,
gezwegen van oneindige proefnemingen met hoofddeksels, de reden kan
zijn, dat ook de officieren tot 1884 op het dragen der nieuwe uniform
moeten wachten. Dat heeft de Minister niet gezegd
Dat het bij de behandeling der laatste Indische begrooting in on
ze vaak miskende Volksvertegenwoordiging niet ontbroken heeft aan
warme belangstelling voor het Indische leger, zal nog uit het volgende
blijken. De kampioenen voor de belangen van het leger waren ditmaal
voornamelijk de Heeren Mr. Des Aniorie van der Hoeven, Vice-Admiraal
De Casembroot, Kapitein Kool, Generaal-Majoor Van der Schrieck
Mr. Keuchenius, en le Luitenant Seret. De niet-militaire leden zijn
Indophilen