„Geschriften dienen te worden beoordeeld naar hunnen inhoud, niet
naar hetgeen voorafgaat," zegt de schrijver. Wij zouden daarbij voegen:
en naar den persoon van den schrijver, die als de vlag de ladiug moet
beschermen. De Heer Niclou is oud-officier van het Indische leger en
hog geldend verdedigingsplan van Java en de daarmede overeenkomende legerorgain-
satie dateert van 1853. De legersterkte, die tot uitvoering van dat plan aangenomen
is, waarbij echter niet eens aan alle eisclien was voldaan, was grooter dan de normale
formatie van het Indische leger tegenwoordig oplevert. Het is duidelijk dat met het
oog op die omstandigheid in plaats van inkrimping van de normale formatie uitbreiding
daarvan noodzakelijk moet worden geacht, want wij hebben in de toekomst niet alleen
te doen met de vaste bezetting van Atjehmaar ook andere buitenbezittingen hebben
grooter bezetting verkregen dan in 1853 daarvoor was uitgetrokken. Zullen wij dus
niet in den toestand verkecrcn, dat aan de eisclien, in 1853 gesteld, volstrekt niet
kan worden voldaan, dan geloof ik dat wij, zóówel met het oog op een aanval van
eene Eurqpésche mogendheid als ter wille van de krijgsverrigtingen tegen Jnlandsche
vijanden, tot vermeerdering van de legersterkte 'zullen moeten besluiten. Ik druk
vooral op dit laatste, want misschien zullen er velen, ook onder de leden dezer
Vergadering zijn, die een aanval van een buitenlaiidschcn vijand als zoo weinig
waarschijnlijk beschouwen, dat daarop niet behoeft te worden gerekend, maar niemand
zal ontkennen, dat in allen gevalle moet gerekend worden op liet gebruik van het
Indische leger tegenover Inlandsche vijanden. En nu zij het mij, tot regtvaardiging
van mijn zoo even uitgesproken gevoelen, vergund te wijzen op een verschijnsel, da^
zich te dien opzigte heeft voorgedaan. Het is dit, dat waar van werkelijk ernstige Inlandsche
°orlogen sprake is geweest, tijdelijke uitbreiding van de normale formatie noodig bleek.
De te bekrompen bestaande formatie van het leger had dan steeds ten gevolge, dat bij
den aanvang eener krijgskundige onderneming de expeditionaire magt niet groot
genoeg was. Die fout werd betaald met aanvankelijk échec en gedeeltelijk verlies van
ons prestige, dat naderhand is moeten worden teruggekocht ten koste van zeer vele
mcnschenlevens en van schatten gelds, waarvan de renten meer dan voldoende waren
geweest om het leger eene zoodanige zamenstelling te geven, dat onmiddelijk gunstige
uitkomsten der expeditie konden zijn verkregen. Dit alles doet mij overhellen tot
de gedachte, dat een voorzigtig en voorzienend beleid er op wijst, dat men het
tegenwoordig overcompleet mogt benutten om het Indisch leger te brengen in een
toestand, die ook in de toekomst als voldoende kan worden beschouwd".
{Worclt vervolgd).
Open brieven aan den Heer G. F. W. Borel
Kapitein der Artillerie, Ridder van de Militaire
"Willemsorde, enz., naar aanleiding van zijn
boek: „Onze vestiging in Atjehdoor II. A.
A. Niclon. SamarangDe GrootKolff Co.
1879.