303
vervult thans de gewichtige betrekking van Amanuensis van het Indisch
Militair Weduwen- en Weezenfonds, waarin hij herhaaldelijk blijken geeft
van zijne bijzondere talenten en groote werkzaamheid om vooral de belangen
van weduwen en weezen te behartigen. Wie het voorrecht heeft, den
schrijver te leeren kennen, zal in hem opmerken een man van veelzijdige
kennis niet alleen, maar ook van eenvoud, eerlijke overtuiging en dege
lijkheid. Geven deze feiten geen antwoord op de vraag, waarom zóó
iemand, bij een onberispelijken handel en wandel, zijne militaire loopbaan
in den rang van kapitein gebroken zag, zij geven ons, althans naar
onze opvatting, het bewijs, dat hij, die sedert 1874 in talrijke geschiften
bijdragen geleverd heeft tot de krijgskundige geschiedenis van den Atjeh-
schen oorlog, niet gerangschikt mag' worden tot de categorie van som
migen harer penvoerders, die, alleen uit persoonlijke veeten, de militaire
litteratuur met boekeu eu brochures vermeerderd hebben, welke men ge
wrochten van gal eu venijn zoude kunnen noemen.
Men behoeft niet veel van den Heer Niclou gelezen te hebben om
dadelijk in hem een oprechten bewonderaar van den Generaal Van
Swieten te zien. Hij heeft daardoor zijne verhouding tot de beide
richtingen in den Atjehschen pennestrijd met scherpe lijnen afgebakend.
Zonder dat zijne vereering van dien Generaal bij zijne tegenstanders ooit
een gevoel van walging veroorzaakt heeft, hebben daarentegen onbevoor-
oordeelden daarin iets aandoenlijks gevonden, wetende, dat hij nimmer
tot de intiemen van dien Generaal behoord en op zijn leeftijd niets meer
van den in veler oogen sedert zoo invloedloos geworden grijzen bevel
hebber te wachten heeft.
Met de in het voorgaande gehulde wetenschap neemt ieder tegenstan
der van den Generaal Van Swieten met vertrouwen den belangrijken
arbeid van den Heer Niclou ter hand om daarin met alle aandacht naar
nieuwe bewijzen of gezichtspunten te zoeken, die zijne eenmaal opgevatte
opinie aan het wankelen zouden kunnen brengen. Dat velen die aandacht
aan dit werk hebben gewijd, gelooven wij niet. De oorzaak daarvan
moet aan den schrijver zeiven geweten worden, die zijn boek begon, in
den dagbladvorm uit te geven. Dagbladartikelen van dien omvang be
ginnen lezers te trekkenmaar eindigen met hen onverschillig te maken.
Zelfs voor een tijdschrift was zijn arbeid te omvangrijk. Het geheim
van het succès van eenig geschrift is niet het minst te zoeken in den
vorm. Ook hier wordt aan den vorm zeer gehecht. Had de Heer
Niclou dadelijk een boek tegen den Kapitein Borel geschreven, daarvoor
ook een anderen titel gekozen en de briefsgewijze indeeling (eene in