JI
DE STAAT YA1ST OORLOG ER BELEG IN INDIË.
In Indië is het nog eene onbegrijpelijke zaak schijnt het dat men
de militaire macht gezag kan doen uitoefenen boven de civiele autoriteit,
al luidt ook artikel 68, tweede alinea, van het „Reglement op het
beleid der Regeering van Nederlandsch-Indië": „Het burgerlijk ge
zag is, zoo lang niet anders is bepaald, het hoogste." Voor een
land, waar, even als in Frankrijkalles opgaat in den ambtenaar
is het verschijnsel zoo vreemd niet.
Een goed uitgewerkt ontwerp voor den staat van oorlog en beleg,
d. i. den eenigen toestand, waarin het militair boven het civiel gezag
moet staan, zal dan ook bij onze Regeering altijd veel bestrijding
ondervinden.
Verdeeling van gezag in gevaarvolle tijden is in beginsel af te
keuren. Het is immers gemakkelijk te begrijpen, dat vanhettegen-
deel geene sprake mag zijn, en dat, wanneer onder dergelijke om
standigheden een in den engsten zin van het woord eenhoofdig gezag
moet bestaan, dit bezwaarlijk aan eene civiele autoriteit kan worden
opgedragen. In lndie had en heeft men echter nog altijd zonderlinge
denkbeelden over dit onderwerp, zoo als blijken kan uit pag. 73 van het
weik des Ileeren E. Francis: „Herinneringen uit den levensloop
van een Indisch ambtenaar," aangehaald in het opstel over de ver-
eeniging van het civiel en militair gezag in ééne hand. (Zie de
vorige aflevering van dit tijdschrift.) Wij zullen de eersten zijn om
de verdiensten van den Heer Francis in 't bijzonder en van de In
dische civiele ambtenaren in 't algemeen niet te verkleinen; maar
de onpartijdige beoefenaar der geschiedenis van Sumatra's-Westkust
weet, welke bezwaren ontstaan zijn door de verdeeling van het bur
gerlijk en militair gezag tijdens het bestuur van den Resident Francis
aldaar. De Gouverneur-Generaal Van den Boschdie zelf tot die
20