306 minder doelmatige verdeeling aanleiding had gegeven, schijnt later zjjne dwaling te hebben ingezien, toen hij in Maart 1837 als Minister van Koloniën aan den Gouverneur-Generaal Baud schreef: dat het eene der eerste zorgen van het hoofd des bestuurs moet uitmakenom den invloed van de civiele ambtenaren te weren in alles wat naar militaire operation gelijkt. De oorlog op Java van 18251830 had echter Van den Bosch reeds die overtuiging moeten geven, toen hij als Gouverneur-Generaal optrad. De kolonie kan voor Nederland op twee wijzen verloren gaan: door binnenlandschen opstand en buitenlandschen oorlog. In beide gevallen is spoedig en krachtig handelen de kortste en veiligste weg om gevaar af te wenden. W ordt dan de hulp der militaire macht ingeroepen, dan wordt ook de militaire bevelhebber verantwoordelijk gesteld voor de veiligheid. Maar die verantwoordelijkheid wordt onbillijk, indien men zijne hulp te laat heeft ingeroepen. Welke zware taak de militaire bevelhebber te vervullen heeft, leert artikel 72 van het „Crimineel Wetboek voor het krijgsvolk te lande". Hij moet in de vervulling van die taak door het hoogste gezag gesteund worden, dat hem veroorlove, boven alle mogelijke nevenbeschouwingen, het behoud van de hem toevertrouwde bezitting, plaats of vesting in het oog te houden. Ook de Indische krijgsgeschiedenis levert voorbeelden op van de na- deelige gevolgen, welke eene zwakke verdediging voor den Staat kan hebben door splitsing van gezag. Wij nemen de capitulatie zonder tegen weer van Soerabaja in 1807 en de gemakkelijke verovering' der Moluksche eilanden in 1810 tot voorbeelden. Yoor de geschiedenis van Nederland moge het ongelukkige jaar 1830 genoemd worden. De meeste vos- tingen in de Zuidelijke Nederlanden vielen in handen der opstandelin- „Elk kommandant van eene vesting, sterkte, stad of plaats, welke in gevaar kan komen, van door den vijand te worden berend, welke verzuimd mogt hebben, intijds aanvrage tot de benoodigde amunitie, geschut, fouragie, vivres of andere middelen ter defensie te doen, of in gebreke mogt zijn gebleven, zich die middelen, in geval van nood, op de best mogelijke wijze, dadelijk zelf te verschaffen, of zal hebben veronacht zaamd, de aan hem toevertrouwde vesting, stad of plaats naar de regelen van krijgskunde tegen allen vijandelijken aanval te verzekerenzal, zoo wanneer zulks de overgave of het verlies der vesting, sterkte, stad of plaats mogt hebben veroorzaakt, met den dood, of anderzins naar omstandigheden worden gestraft."

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 313