308
Gaan wij na lioe men aan deze bepaling gekomen is.
Yoor ons doel is in de instructiën, ordonnantiën en reglementen,
welke tusschen 1609 en 1807 voor deregeering in Nederlandsch-Indiê
werden vastgesteld, niets te vinden. Bij Koninklijk besluit van 9
Februari 1807 werden de „Instructie voor den Gouverneur-Generaal
der Aziatische Coloniën en Bezittingen van zijne Majesteit den Koning
van Holland" en de „Instructie van den Gouverneur-Generaal en de
Raden van Indiengearresteerd. Met deze instructiën moest de Gou
verneur-Generaal Dctendels over In die regeeren. Yond men dan in
die staatsstukken het een of ander vermeld over den staat van oorlog
of beleg? Evenmin. Maar wel in hetgeen Dctendels ons over zijn
energiek en met zoovele geringe hulpmiddelen woekerend bestuur in
zijn „Staat der Nederlandscli-Oost Indische bezittingen in 18081811"
heeft nagelaten. Daarin vinden we drie hoogst merkwaardige stuk
ken, die voor de meeste kinderen der eeuw niet bekend zijnl°eene
Zie Mv. P. Mijer: „Verzameling van Instructiën, Ordonnanciën en Reglementen
voor de Regering van Nederlandsch-J'ndië, vastgesteld in de jaren 1609, 1617, 1632,
1650, 1807, 1815, 1818, 1827, 1830 en 1836, met de ontwerpen der Staatscommissie
van 1S03 en historische aanteekeningen." Bataviater Lands-drukkerij. 1848. Zie
ook: „Staat der Nederlandsche Oost Indische bezittingen onder het bestuur van den
Gouverneur-Generaal Herman Willem Daendelsenz.," 's Gravenhage, 1814, 4 dln.
Wat tot 1865 op publiek terrein over het hier behandelde onderwerp geschreven is,
zoeke men in het „Repertorium op de Koloniale Litteratuur, of systematische inhoudsop
gaaf van hetgeen voorkomt over de Koloniën (beoosten de Kaapin mengelwerken en
tijdschriften van 1595 tot 1865 uitgegeven in Nederland en zijne Overzeesche bezittingen,"
door J. C. Hooijh-aas, in leven Commies bij het Dep. van Koloniën. Ter perse bezorgd
door Dl'. W. N. du Rieu, derde stuk, tweede deel, eerste helft (pag. 374—407), XII,
KrijgswezenA. Te Land. AmsterdamP. N. Van Kampen en Zoon 1879.
De verwijzing naar dit reuzenwerk ontheft ons van de moeite, titels van opstellen
in tijdschriften of van boeken op te noemen, waarin het een of ander voorkomt over
den staat van oorlog of beleg in Indi'ê. De ijverige navorscher zal echter ontwaren,
dat de litteratuur over dat onderwerp, ook na 1865, niet rijk is. Wellicht vergissen
we ons; doch men wijte dit dan alleen aan de weinige hulpmiddelen, waarover men
hier in Indië gewoonlijk te beschikken heeft, bij de behandeling van eenig onderwerp
van wetenschappelijken aard.
Van officieele gegevens spreken we natuurlijk niet. De rijkdom der officieele litte
ratuur over dit onderwerp, in de Indische archieven verborgen gehouden, is, dunkt ons,
onbetwistbaar. We wenschen die geheimen niet te ontsluieren, maar zouden reeds
tevreden zijn, indien van wege het Legerbestuur goede zorg gedragen werd voor het
bestaan van goede militaire bibliotheken. Die eisch is zeker niet overdreven.