311 stapels papier over defensies#e?sefe volgeschreven hebbennog niet zóó ver zijn als Daenclels drie en zeventig jaren geleden(Toen wist men ten minste wat men doen moest bij een oorlog met eenbuiten- landschen vijand.) Doch de ruimte, waarover we voor ons opstel mogen beschikkenis beperkt. Daarom halen wij ten slotte van die instructie nog slechts aan de artikelen 18 en 21, aldus luidende: „Na de Kolonie in staat van beleg te hebben verklaard, oefent hij (Le gercommandant) alleen de Eooge Politie uiten doet arresteren alle per sonen, zonder onderscheid, welke met den vijand corresponderendezelve doende te regt stellen voor eene militaire Commissie (krijgsraad), welke alle verraders ter dood veroordeeldwordende de vonnissen door hem geapprobeerden vervolgens zonder eenig vertoeven ten uitvoer gebragt." „Eindelijk wordt hem op zijne verantwoordelijkheid overgelaten, om in de gegeven omstandigheden zodanig te handelenals hem de pligten van een officier van eer en kunde zullen dicteren." Onder de Fmnsche overheersching golden in Rolland voor den staat van oorlog en beleg de bepalingen van het Keizerlijk decreet van 24 December 1811. Wij zullen die bepalingen, welke tegenwoordig iu Nederland nog van kracht zijn en nu en dan in Indië (zoo wij ons niet vergissen o. a. tijdens den opstand der Zwitserstoen Generaal De Brauw de vesting Willem I in staat van beleg verklaarde) ook van kracht verklaard werden, later leeren kennen. In het eerste (niet uitgevoerde) Indisch Regeeringsreglcment ot dat van 1815 werd zoowat geen woord gerept over den staat van oorlog en beleg. Daarentegen luiden de daarover handelende arti kelen in de opvolgende (bekrachtigde of niet bekrachtigde) regeerings- reglementen tot dat van 1854: 3e alinea van art. 30: „Het bestuur over alles wat tot verdediging van 's lands Aziatische Bezittingen ofte afbreuk van den vijand dienen kan, is aan hem overge laten met advies van zoodanigen zee- of land-officierals hij zal goedvinden deswege te raadplegen, onder zijne persoonlijke verantwoordelijkheid. Alleenlijk zal hij niet met den vijand verinogen te capituleren over 's lands Aziatische Bezittingen ofte eenig gedeelte derzelvezonder zulks alvorens te hebben gebragt ter deliberatie van de Hooge Regering, en daartoe door een wettiglijk genomen besluit van den Gouverneur-Ge neraal in Rade te zijn geautoriseerd, zonder dat hij in dit bijzonder geval van de bevoegdheid, hem bij het 20ste artikel gegeven, gebruik zal kunnen of mogen maken."

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 318