321 cl. „De redenen die liet wenschelijk maken dat de Gouverneur-Generaal bevoegd zij, om de magt, bij art. 36 (39 nieuw) bedoeld op te dragen aan de gezagvoerders buiten Java en Maduraliggen voor do hand.' „Bezitten zij die magt niet, zij zullen aarzelen om bij ernstige storing der rust met klem en nadruk te bandelen. Zij zullen zich in hunne maatregelen houden binnen de gewone grenzen der wettigheid, en zullen zoodoende het algemeen belang opofferen aan de vrees voor hunne verantwoordelijkheid. Deze vrees zou geenszins onnatuurlijk zijn, omdat er voorbeelden bestaan dat van gezaghebbers, die onder buitengewone omstandigheden op eigen gezag met kracht hebben gehandeld, eene strenge rekenschap is gevorderd. Wordt het artikel aangenomen zoo als het thans is voorgesteld, dan zal de Gouverneur-Generaal bevoegd zijn om in de lastbrieven der hoofden van besturen buiten Java de thans besproken magtiging op te nemen voor eenen zoodanigen tijd en met zoodanige wijzigingen als door de plaatselijke gesteldheid van elke bezitting zal worden gevorderd." „De regering acht de wettelijke verpligting tot mededeeling aan de Sta- ten-Generaal, in dit gedeelte van het Yoorloopig verslag van 12 Maart j, 1. gevraagd, bedenkelijk, als kunnende strekken om de kracht hij art. 36 (39 nieuw) geschonken aanmerkelijk te verzwakken. Mededeelingen van den onder- werpelijken aard hebben veelal het karakter van openbare verantwoordingen en zijn daardoor geschikt, om angstvallige beschroomdheid te doen in de plaats treden van de vastberadenheid die men in buitengewone omstandigheden van den Gouverneur-Generaal verwacht. Zijn er maatregelen van den bewusten aard genomen, zij zullen hunne plaats vinden in het jaarlij ksch verslag, voorgeschreven bij de le alinea van art. 60 der Grondwet. Op die wijze zullen zij aan de Staten-Generaal bekend worden, te gelijk met andere merkwaardige regeringsdaden van het tijdvak waarover het verslag loopt, terwijl overigens aan de Regering moet worden overgelaten om in buitengewone gevallen opzettelijke mededeelingen te doen". „De snelheid der bijzondere en de traagheid der officiële berigten is een onvermijdelijk gevolg van de geheel verschillende omstandigheden waaronder particuliere en ambtelijke berigtgevers verkeeren. De eeisle zijn niet verantwoordelijk voor hetgeen zij schrijven, en deelen veelal allerlei geruchten en bijzonderheden mede die zij vernemen, zonder zich de hem hij art. 36 (39 nieuw) verleende algemeene bevoegdheid, de raadpleging van den Raad van Indië te verschuiven tot dat de stiptste geheimhouding niet langer noodig is," 21

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 328