323 heid geeft tot liet nemen van al "de maatregelen, die een staat van oor log of beleg zou kunnen vorderen." „In eene andere afdoeling kon men niet ontveinzen liet hoogst bedenkelijk te achten aan den Gouverneur-Generaal, voor het geval van oorlog of opstand, eene zoo algemeene en onbepaalde bevoegdheid tot het schorsen van wetten te verleenen, als hier voorkomt. Eene zeer ruime uitlegging der bepaling zou mogelijk zijn. Men zou er uit kunnen afleidendat ook bij eenen oorlog of opstand van ondergeschikt belang alle wetten buiten werking konden worden gesteld. Dit echter kon de bedoeling niet zijn. De Regering kan niets meer willen dan dat schorsing plaats hebbe van wetsbepalingen, voor zoover die door den toestand van het oogenblik ge vorderd wordt, dat de Gouverneur-Generaal steeds blijve binnen de perken van hetgeen eene gebiedende noodzakelijkheid voorschrijft. Maar zou dan ook die bedoeling niet met zoovele woorden in het artikel moeten worden uitgedrukt „Door leden eener derde afdeeling werd eene aanmerking van anderen aard gemaakt. Men herinnerde daar, wat reeds bij n°. 2 van art. 21 is gezegd, dat in gewone omstandigheden de Gouverneur-Generaal niet bevoegd moet zijn tot het buiten werking stellen der bepalingen van het reglement, doch erkende met de Regering, dat als het behoud van Neder- landsch-Indië op het spel staat en dat behoud dus de hoogste wet is, do Gouverneur-Generaal ook het uiterste moet kunnen doen, in meerdere of mindere mate het regerings-reglement ter zijde moet kuunen stellen. Nu meende men echter, dat de tegenwoordige redactie van art. 39 niet ge schikt is om te dien aanzien allen twijfel op te heffen en gaf men derhalve in bedenking hier te lezenwetten es bepalingen van dit reglement te schorsenenz. Langs dien weg zou ook de tegenstelling van het geval van art. 21, n°. 2 met dat van het tegenwoordig artikel duidelijker uitkomen." „Alinea 3. In twee der afdeelingen waren leden naar wier gevoelen deze bepaling te ver ging. De uitoefening van eene zoo buitengewone magt als die van het verklaren in staat van oorlog of beleg en van het schorsen van wettenmoet niet door den Gouverneur-Generaalvoor mo gelijke omstandigheden, op anderen kunnen worden overgedragen. Zoo doende bragt het stelsel dezer wet mede, dat de verantwoordelijkheid der gewigtigste regeringsmaatregelen eerst overging van den Minister van Koloniën op den Gouverneur-Generaal en dan weder van dezen op on- Zie pag' 27, deel I, en pag'. 378 en 379, deel II, ven het aangehaalde werk Tan Mi'. L. TP". C. Keuchenius.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 330