- 324 dei-geschikte gezaghebbers. Was het daarenboven niet oneigenaardig van burgerlijke bewindslieden eene verklaring in staat van oorlog of van beleg te doen uitgaan? Met opzigt tot den Gouverneur-Generaal kwam dit eenigszins meer to pas, omdat hij het hoogste burgerlijke en militaire gezag in zijn persoon vereenigt. Daarenboven kan men zich, ook na het gezegde op bladz. 36 der memorie van toelichting, van de wijze, waarop deze opdragt van magt zou plaats hebben, geen duidelijk denk beeld maken. De memorie zegt, dat de magtiging in den lastbrief van de hoofden van bestuur buiten Java zal worden opgenomen. Wordt daar door de lastbrief bij het aanvaarden der betrekking bedoeld? Maar het geldt hier slechts eene magtiging voor eenen bepaalden, tijden hoe kan de Gouverneur-Generaal dien tijd en de grenzen der bevoegdheid in eenen blij venden lastbrief omschrijven? Heeft men op een speciaal bevel onder bijzondere omstandigheden gedoeld, dan is het woord lastbrief niet goed gekozen." „In twee dor afdeelingen is men teruggekomen op het gevoelen, dat, telkens wanneer het artikel of ten minste de beide laatste zinsneden w or den toegepast, daarvan kennis behoorde te worden gegeven aan de Staten- Generaal. Verscheidene leden dier afdeelingen konden niet inzien, dat daarin geen bezwaar gelegen was. Het geldt hier maatregelen van bui tengewonen aard, die te zeer naar buiten werken, om niet dadelijk openbare bekendheid te erlangen. Er lag iets stuitends in, dat de Staten-Generaal daarvan alleen door de nieuwspapieren iets vernamen. Is kennisgeving van het schorsen van wetten in het geval van art. 21 verpligtend, waar om dan ook niet in het geval van art. 39 De Heer Storm van 's Gravesandelid der Tweede Kamer, voegde daarbij zijne nota dd. 23 Februari 1854, naar aanleiding van de ar tikelen 38 en 39 yan liet behandelde ontwerp-regeeringsreglement. In die nota wordt dus niet alleen gesproken over den staat van oor log en belegmaar ook en voornamelijk over de verhouding van den Indischen Legercommandant tot den Gouverneur-Generaal (art. 38). Deze aangelegenheid kan niet in dit opstel, maar zal later afzonderlijk door ons behandeld worden. Uit dien hoofde ware de nota van den Heer Storm voor ons doel slechts in extract over te nemen, voor zoo veel dit niet op art. 38, maar op art. 39 betrekking heeftdoch dit is niet mogelijk. De kundige volksvertegenwoordiger behandelde Zie pag 226, deel II van liet werk des Heeren Keuchenius.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 331