- 330
Indische geschiedenis dan Baud, wist echter een aantal voorbeelden
aan te halen van de verkeerde werking van het civiel bestuur in
dergelijke gevallen en te bewijzen, dat de oorzaak waarom de oorlog
op Java van 18251830 zulk eene ontwikkeling heeft genomen,
hoofdzakelijk is te zoeken in de eerste aanwending van militaire
macht door het civiel gezag te Djolcdjakarta.
"W ie nu eindelijk het in debat gebrachte artikel 46 in vergeljj-
king brengt met artikel 55 van het Regeeringsreglement van 1836,
kan zich in zake de bepalingen op don staat van oorlog en beleg
niet over vooruitgang verheugen.
Bij de openbare beraadslaging over eerstgenoemd artikel voerde
de Heer Elout. van Soeterwoude in de Tweede Kamer het eerst het
woord en zeide:
„Ik wensch, Mijnheer de Voorzitter, eene vraag omtrent dit artikel
aan den Minister te rigten. Ik wenschte te weten of reeds hij eenige
algemeene verordening bepalingen zijn gemaakt omtrent den toestand,
waarin een gedeelte of het geheel van Indië zal gerekend worden in
staat van oorlog of beleg te leven, en zoo niet, of liet dan niet gepast
zoude wezen in dit artikel op te nemen de verpligting om daaromtrent
eenige vaste regelen te stellen."
„Ik meen toch, dat het noodig is, ten einde alle mogelijke willekeur
voor te komen, dat zoodanige toestand vooraf geregeld zij, dat men we-
te, op welke wijze de gewone toestand veranderd en een andere daar
voor in de plaats gesteld wordt. Eene tweede vraag betreft de laatste
alinea. Ik wenschte van den Minister eene opheldering te mogen ver
nemen omtrent de wijze, waarop de voorloopige maatregelen (welke op
last van den Gouverneur-Generaal moeten worden genomen) zullen tot
stand komen en welke daarvan de gevolgen zullen zijn."
In die meening werd de vorige spreker gesteund door den Heer
Tliorbecke. Deze zeide
„Ik geloof, dat eene buitengewone magt, als hier wordt voorgesteld,
in geval van oorlog of opstand, kan en moet worden gegeven; evenwel,
dunkt mij, alleen onder voorwaarde, dat die buitengewone maatregelen
-05, 21S en ^olg., BataviuscJie Courant" van 1820 (staande onder censuur van den
Algcmeenen Secretaris C. Bmul) en „Tijdschrift voor Ned.-Imliëjaargang 1856,
le deel, pag. 205 209. De beroemde staatsman vertrouwde, ouder gewoonte, te veel
op zijn sterk geheugen.