22
staat met hetgeen wij nog verder over de bewapening willen zeggen.
"Wij zijn van meening, dat de ransel, zooals die thans is, niet bij
zonder uitmunt door goede hoedanigheden; wel zit die hoog genoeg,
maar hij is wel wat klein en knelt den drager onder de armen.
Wij zouden een. ransel hij het leger wenschen te zien ingevoerd,
die, zooals in het Duitsche leger, van voren met haken aan den
koppel bevestigd moet worden (plaat I, fig IV, Y en VIII), maar
tevens als eene tasch te dragen is (plaat I, fig. IX).
Deze ransel, (fig. I.) een paar cM. breeder en 1 dM. langer
dan de tegenwoordige, zoude volgens onze meening vervaardigd
moeten worden van geverwd zeildoek en behooren te bestaan uiteen
langwerpig vierkanten zak (plaat II, fig. I), waarop een voorstuk
(a) voor de vivres gemaakt wordt; twee daardoor gevormde zakken,
van schuifbanden voorzien (b. b.); eene lange klep met twee patroon
zakjes aan weerszijden (c. c.)de gebruikelijke passanten (d. d.)
twee ringen (e) aan de onderhoeken; en nog vier kleine passanten
(f. f.) voor de bindriemen. Aan de achterzijde bevindt zich een
steunband van leder (g waaraan de twee draagriemen (h. h.) genaaid
zijn; de linker (h.) 3 dM. lang met een gesp, de rechter (h1)
6 dM. lang, van gaten voorzien.
Bij den ransel behooren twee haakriemen, waarvan de rechter, (i) be
staande uit den haak en riem met gesp en beweegbare kram (z) 2
dM. lang is, terwijl de linker (j) slechts uit een haak en riem met be
weegbare kram is samengesteld.
Bij eiken haakriem behoort verder een sluitriem met gesp en
lossen haak (fig. K.), die aan de beweegbare kram en aan de achter
zijde met den haak in den ranselring bevestigd en aangegespt wordt
tot dat de ransel goed aansluit.
Wil de soldaat te velde den ransel bij wijze van tasch dragen'
dan worden de sluitriemen (k) uitgehaakt, de twee haakriemen (i en j)
losgegespt, en de rechter en linker draagriemen tot één draagriem
vereenigd.
De broodzak vervalt natuurlijk bij deze inrichting.
Er zijn vele soldaten, die aan deze wijze van dragen de voorkeur geven, en wan
neer het bestaanbaar is met de belangen van de dienst, zijn wij van oordeel, den
soldaat, in dergelijke gevallen althans, zijn zin te geven.