- 334
der maatregelen, doof liet burgerlijk gezag genomen of te nemen, in geval
van oorlog of opstand. De Gouverneur-Generaal is dus verpligt het advies
in te winnen, wanneer bet geldt bet nemen van zoodanige gewigtige
maatregelen. De waarborgen, die men afleidt uit de woorden, welke de
geaobto spreker uit Maastricht wenscbt ingelascht te zien, geloof ik niet,
dat vereiscbt worden om den Gouverneur-Generaal te doen bedenken, dat
de ondenverpelijke maatregel eene zaak is van het hoogste gewigt, waar
voor bij natuurlijk evenzeer, zoo niet meer, verantwoordelijk is als voor
andere maatregelen van bestuur. Als bet waar is, dat de Koning hem
ter verantwoording kan roepen voor alle maatregelen van bestuur, dan
zijn dio maatregelen, welke thans bier besproken worden, daarvan na
tuurlijk niet uitgesloten."
„Maar wat volgt er verder? Dat wanneer de Gouverneur-Generaal ter
verantwoording wordt geroepen wegens bet gebruik, dat hij van zijne
magt gemaakt beeft, hij dan behoort te kunnen bewijzen waarom bij zoo
danig moest en niet anders kon bandelen. Derhalve, gelijk ik straks gezegd
heb, hij zal, uit den aard der zaak en bij de bewustheid van zijne verant
woordelijkheid, niet verder gaan dan hij zelf noodig acht. Oordeelt bij
nu verder te moeten gaan dan de ambtenaren, die alleen geroepen zijn om
nopens bet nut van den maatregel een advies uit te brengen, welnu dan
zal bij ook zeer zeker voor bet nemen van dien maatregel allezins gewigtige
redenen hebben, zoodat hij de verantwoordelijkheid op zich neemt, zelfs
'dan wanneer hij betgeen niet ligt zal geschieden handelt tegen het
advies van den Raad van Indië
„Ik heb straks verzuimd te antwoorden op eene vraag van den spreker
uit Gorinchem (den Heer Elout). Hij heeft gevraagd, welke de voor-
loopige maatregelen zijn, in het slot van art. 46 bedoeld. Die maat
regelen komen neder op hetgeen voorloopig zal worden beraamd, alvo
rens men tot de uitvoering overgaat. De Gouverneur-Generaal zal aan
de autoriteiten mededeelen zijn verlangen omtrent de wijze van uitvoering
der maatregelen, die eventueel zullen mooten genomen worden."
De Heer Elout van Soeterwoude was derhalve niet bevredigd en sprak:
„Ik erken, dat de regeling van den staat van zaken in tijden van oorlog
en beleg hier te lande hoogst gebrekkig is en dat zij een deel uit
maakt van dat arsenaal van Fransche wetten, welker spoedige vervan
ging door Neclerlandschedoor velen met verlangen wordt te gemoet
gezien. Maar juist het bestaan van die gebrekkige regelen en van betere
in andere landen, toont de mogelijkheid aan van eene regeling. Hoe
onvolledig die regelen ook waren, hetgeen ook bepaaldelijk is gebleken