340 wijzen dat., volgens art. 32 van liet reglement, overeenstemming met den Raad van hidiê werd vereischt en dat dus alle de waarborgen aan wezig zijn, die in den aard der zaak zijn te verkrijgen; ik blijf dus nog van gevoelen, dat ik in die meening niet heb gedwaald". Daarop nam de Heer Godefroi liet woord: „Toen ik zoo even het woord voerde, lieb ik te kennen gegeven, dat ik het voorstel zou wensehen te doen om in de eerste alinea de woorden: „die hij noodzakelijk acht" te vervangen door „die noodzakelijk zijn". Ik heb evenwel nog geen voorstel gedaan, en ik zou dit ook, na de wijziging op de tweede alinea, door den afgevaardigde uit Maastricht voorgesteld, niet gedaan hebben, ware het niet, dat de door mij voorge stelde wijziging, naar ik meen, eenigzins verder ging, en de voorwaarde der noodzakelijkheid deed slaan op alle maatregelen, die de Gouverneur- Generaal neemt in de gevallen van art. 46 bedoeld, terwijl volgens het voorstel van den afgevaardigde uit Maastricht die voorwaarde alleen slaat op de maatregelen bij de 2e alinea aangewezen." „Om die redenen wensch ik thans als amendement voor te stellen, in de le alinea de woorden: „die hijnoodzakelijk acht" te vervangen door: „die noodzakelijk zijn". „Ik verondersteldat het wel in het voornemen van den geacliten Voorzitter zal gelegen zijn, om mijn amendement, daar het betrekking heeft tot de le alinea en ook van wijdere strekking ishet eerst in stemming te brengen; wordt het niet aangenomen, het amendement van den afgevaardigde uit Maastricht op de 2e alinea zal in omvraag kunnen worden gebragt; terwijl hij, bij aanneming van het mijne, volgens art. 70 van het Reglement van Orde,- nog altijd in de gelegenheid is zijn voorstel in te trekken Nadat de Heer Thorbecke zijn amendement voor ingetrokken had gehouden, nam de Heer Van Lennepspiritueel, het woord: „Tiet doet mij leed, maar ik moet mij ten sterkste verklaren tegen het amendement van den afgevaardigde uit Amsterdamwant die wil aan den Gouverneur-Generaal opdringen eene wetenschap, die God alleen bezit. Een man kan niet meer doen dan hetgeen hij voor zich zei ven goed, nuttig en billijk oordeelt, maar niemand is in staat vooraf te weten wat nood zakelijk is. De Gouverneur-Generaal kan, met de beste beginselen bezield, maatregelen nemen, die hij noodzakelijk keurt in de gegeven omstandig heden, maar alleen de ondervinding, de uitslag kan leeren, of hij genomen heeft de maatregelen, die noodzakelijk zijn. Ik geloof dus, wanneer het amendement van den lieer Godefroi wordt aangenomen, dat wij dan den

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 347