341
Gouverneur-Generaal eene verpligting opleggen, die liij onmogelijk vervullen
kan. Door de bepaling in dit artikel kunnen wij hem toch geene voor
wetenschap geven. Het doet mij daarom leed, dat de afgevaardigde uit
Maastricht zijn amendement heeft ingetrokken, en opdat zoo mogelijk in
het artikel eenige waarborg tegen misbruik behouden blijve, acht ik mij
verpligt dat amendement voorwaardelijk over te nemen."
Dat amendement, later definitief overgenomen, werd echter, als
niet genoegzaam ondersteund, niet in beraadslaging gebracht, waarop
de Heer Godefroi met eenigen triomf opmerkte, dat hij toch niet te
veel van den Gouverneur-Generaal had gevorderd. Daarop stelde de
Heer Elout zijn amendement, daartoe strekkende om in de 2e alinea
achter het woord gedeeltelijk te lezen overeenkomstig de daaromtrent
hij algemeene verordening vast te stellen bepalingen, waarna de Minis
ter van Koloniën weder het woord nam en zeide:
„Slechts een enkel woord, Mijne Heeren, tot nadere adstructie van het
geen ik straks heb betoogd. De 2e alinea van art. 33 bevat de bepaling,
waarop ik heb gedoeld; door die bepaling komt de discretionaire magt,
bij art. 46 aan den Gouverneur-Generaal verleend, nog sterker uit, en
hoezeer de grondslagen van dit reglement medebrengen, dat de Gouver
neur-Generaal niet alleen gehouden is om in gewigtige omstandigheden
het advies van den Raad van Indië te vragen, maar ook in bepaalde ge
vallen overeenstemming tusschen hem en dien Raad gevorderd wordt, wor
den den Gouverneur-Generaal die vereischte middelen niet onthouden, om
met klem over de veiligheid en rust voor Indië te kunnen waken."
Nadat de amendementen der Heeren Elout en Godefroi verwor
pen waren, werd art. 46, na de daarin gebrachte wijziging van den
Minister van Koloniën, bestaande in het voegen tusschen de woorden
autoriteiten en op te heffen, in de 2° alinea, van het woord tijdelijk, zon
der hoofdelijke stemming goedgekeurd.
In de Eerste Kamer werd aan deze gewichtige aangelegenheid
geene aandacht geschonken. En zoo ontstond uit art. 46 van het
vierde ontwerp art. 43 van het bestaande Regeeringsreglement.
Er zullen er zijn, die ons het verwijt doen, dat we in het eerste
gedeelte van dit opstel te uitvoerig zijn geweest; doch wie uit het
vervolg van onzen arbeid zal zien, dat, om eene bepaling uit de wet
geving voor Indië af te keuren, niet volstaan kan worden, daarover