VOORSCHRIFT OP DE BEWEGINGEN DER ArELDARTIL LERIE, IN VEREENIGING MET INFANTERIE, TER OEFENING IN DE LINIESCHOOL, MET EENIGE ALGEMEENE VOORSCHRIF TEN VOOR DE DAARBIJ IN GEDEELDE CAVALERIE. (Vervolg en slot. Zie afl. N° 3.) I Het is voldoende, in dit voorschrift melding te maken van de bewegingen voor enkele escadrons of kleine detachementen Cavale rie, ingedeeld bij een corps Infanterie en Artillerie, bij de exerci tiën en manoeuvres der drie wapens met de (infanterie) Lmieschool tot grondslag. Kan bij eene brigade of een legercorps over een grooter cavaleriecorps worden beschikt, dan zal van een ruimer en meer zelf standig optreden gebruik kunnen worden gemaakt, toepassende naar omstandigheden de bij den cavalerieofficier bekende grondslagen dei- tactiek in het algemeen en van den kleinen oorlog in t bijzondei II. Voor het escadron kan als normaalstelling bij het vereemgen der brigade worden aangenomen eene plaatsing 50 a 7o passen ach ter het midden der Infanterie; of, is de Artillerie achter de Infan terie opgesteld, dan evenzoo achter (of naast) de Artillerie. Bij de indeeling voor het exerceeren of manoeuvreeren kan aan de Cavalerie ook eene plaatsing achter eene of zelfs beide der vleugels worden aangewezenof zal een gedeelte tot een afzonderlijk doel kunnen woiden gedetacheerd, en zal de Cavalerie dan telkens in die stelling terugkomen, wanneer eene bevolen beweging geheel is af- geloopen en geene andere bevelen worden gegeven. EENIGE ALGEMEENE YOORSCHRIFTEN VOOR DE INGEDEELDE CAVALERIE.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 350