met stellige aanbeveling aan de officieren om niet copijen of kladaantee- keningen daarvan aan te houden, ter voorkoming dat zulke stukken in verkeerde handen mochten geraken. Ik hen onwillekeurig uitvoeriger geweest bij het schrijven dezer nota, als bij het beginnen er van in mijne bedoeling lag; het blijft intusschen wenschelijk, dat de officieren waarvan trouwens velen reeds groote prac- t.ische ondervinding hebben in de militaire werken daarover nagaan, waarop al zoo te letten valt bij diensten of waarnemingen, als de hier bedoelde. De corpscommandauten zullen gewis de strekking dezer nota volkomen begrijpen. Door de militaire marschen zijn de troepen reeds bekend met veel wat in den onderwerpelijken zin wetenswaardig is; maar om nader bekend te worden met de détails, waarvan in deze nota sprake, is het noodig, dat daartoe eene bijzondere dienstregeling worde getroffen; b. v. dat per bataljon eenmaal per week, bij goed weêr, de officieren van eene, of van 2 of 3 compagniën samen, met de disponibele onderofficieren en man schappen uitrukken om telkens een gedeelte van het hier bedoelde terrein nader te leeren kennen en beoordeelen waarbij, tot het maken der schetsen van bijzondere terreingedeelten, vooraf van eene kaart (b. v. die van Batavia en omstreken van Le Glerq), het waar te nemen gedeelte op groote schaal kan worden afgeteekend en deze eigen kaart dan gedurende den marsch en op het terrein met de détails worde ingevuld en van aanteekeningen voorzien. Natuurlijk moet elk gezelschap officieren, dat zoo onder de leiding van den oudste, met een detachement uitrukt, telkens niet eene te groote taak worden opgedragen; de te doorloopen afstanden, de waar te nemen ter reinstreek moeten niet te groot zijn; het moet veroorloofd blijven, naar omstandigheden op eene tournee meer of minder te doendeze dienst moet niet zóó worden toegepast, dat door vermoeienis op liet terrein de lust vergaat om goed te doen, wat men het doel had te doen; men moet trachten, dat deze dienst met bijzondere opgewektheid worde uitgevoerd, waarbij men b. v. ook officieren, die paarden hebben, moet vergunnen te paard te zijn, waardoor deze dan ook in onderscheidene gevallen des te meer nuttig kunnen zijn bij de waarnemingen; ook moeten de overige diensten er niet door lijden, en kan men het beschouwen, als tredende deze dienst tijdelijk in de plaats van de militaire wandelingen of oefe- ningsmarsehen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 358