359 -
voeren, waarbij zóó veel nmnonderstellingen to pas komen, dat de
manoeuvre geheel onbegrijpelijk wordt; dan leert ze niet, maar ze verwart
de denkbeelden."
„Ik heb wel eens onderstellingen zien uitvoeren op een terrein, waar
men, als zijnde op particulieren grond, geene vrijheid van handelen had, en
men troepen opstelde, waar ze verkeerd stonden, omdat men ze niet mocht
opstellen, waar het ivel goed zou geweest zijn; waar men van een vlaktetje
gebruik maakte, omdat men niet anders mochtwaar men allerslechtst
stond, waar men in de werkelijkheid nooit zou gaan staan; waarbij b. v.
werd verondersteld, dat eene brug was afgebroken, maar over welke
(afgebroken) brug, voortdurend, troepen heen en weder trokken, enz., enz."
„Bij manoeuvreeroefeningen, zeide ik, niet vitten op kleine afwijkingen
b. v. bij een marsch in bataille, indien men halt houdt, al is het corps
niet goed aangesloten, niet heen en weder laten aansluiten, tenzij op be
paald commandomaar bij het halt houden stil staan, gereed om te vu
ren of om te doen dadelijk mot aplomb, wat de commandeerende officier
gelast; hij deploiementen ook niet te veel links of rechts schuiven, niet
te lang richten; bij flankbewegingen liefst altijd met verdubbelde rotten;
is een peloton of eene divisie bij de formatie in bataille te veel gedron
gen, dan niet dringen, niet tegen eene andere divisie dringen, om plaats
te krijgen, maar liever dadelijk een paar rotten afbreken; bij het tirail-
leeren niet op richting letten, niet te veel hechten aan de groepen-afstan-
den, maar wel aan goede opstelling in 't algemeen, op zelfstandigheid der
groepen met betrekking tot het terrein, tot het doel, enz. enz."
„Maar, hij die commandeert, moet toch op dat alles letten, ter beoor-
deeling van de geoefendheid, en ziet hij, dat de afwijkingen te groot zijn,
dat werkelijke fouten worden gemaakt in wat tot de exercitie-reglementen
behoort, dan moet hij tot de conclusie komen, altjjd lettende ook op den
toestand van het terrein en op wat in redelijkheid onder de gegeven om
standigheden gevorderd mag worden, dat het corps niet voldoende is in-
geëxerceerden dan moet er weder goed, punctueel, geexerceerd worden,
tot dat de vereischte graad van geoefendheid is verkregen. Het exer-
ceeren heeft het doel en moet zóó grondig gaan, dat goed marcheeren,
goed naar commando luisteren en handelen, goed afstand houden, goed
deploieeren, groepsgewijze hijeen blijven, vlug richten of liever steeds
voldoende gericht aankomen, waar men wezen moet, eene gewoonte is ge
worden, eene tweede natuur, een iets dat van zelf gaatdat zóó vast
als gewoonte is ingeworteld, dat het moeite zou kosten om het niet
goed te doen; en dan zal het bij het manouvreeren goed gaan; al gaat