360 dan niet alles precies als op liet exercitieveld, dan gaat liet tocli zoo goed als op liet manoeuvroerterrein in en onder die omstandigheden gaan kan» en dit is dan alleswat men verlangen kandan is de troop (in dit op zicht) uitmuntend, en dan zal men te velde geen last hebben van ver keerdheden bij de uitvoering, die afkeuring verdienen, omdat ze anders beter konden en zouden geschieden, indien de troep beter had loeren exerceeron; dan heeft men een volkomen manoeuvreervaardigen troep." „Ik sprak hier van wat door oefening in vredestijd kan verkregen worden; en wat dat zeggen wil, hebben de Pruissen getoond." „Nu zeggemen niet, ja dat is alles mooi en wel, maar tegen een Inlandschen vijand heeft men die manoeuvreervaardigheid niet noodig; daar komt nauwelijks Pelotonsschool te pas; daar komt het aan op goed volhouden bij marschen en goed schieten en er ten slotte flink op in gaan." „Gewis zijn dat hoofdzakenmaar het een sluit het andere niet uit; marchecren en schieten moeten intusschen ook geleerd worden, en dit is ook even goed noodig bij oorlog tegen andere vijanden dan Inlandsche doch ook tegen een Inlandschen vijand kan het noodig zijn, dat gema noeuvreerd wordt, of laat ik liever zeggen, dat met zekere macht, uit verschillende zelfstandige onderdeelen bestaande, onder één bevel, in onderling verband, tot het bereiken van zeker doel gehandeld wordt te gen een betrekkelijk talrijken vijand [b. v. Boni, Bali] en daarbij is dan kunnen marcheeren en ontbering verduren, moed, schieten dat het dondert en kraakt, alléén niet geheel voldoende, hoe hoog te waardeeren die drie eerste eigenschappen ook zijn; dan moet die legerafdeeling ook met sa menhang kunnen werken, met aplomb, dat is met kalmte en zonder weifeling en zonder verwarring kunnen manoeuvreeren, kunnen voldoen aan wat de commandant vordert, wat hij noodig acht". „Wordt gelast dat een corps, hetzij gedeploieerd, hetzij gesloten, voor waarts gaat (en dat kan ook tegen een Inlandschen vijand noodig zijn, de ondervinding in Indië leert hot) dan moet zulk een corps niet als liet ware zich oplossen, dan moet men niet onwillekeurig vervallen in ecne verstrooide orde, wanneer de aanvoerder dat niet wilde, en de toestanden het niet vorderenmerkt men dan, dat men niet voldoet aan het verlangen van den commandant, niet voldoet aan wat het doel was, dan komt er wantrouwen van wederszijde, zoo bij den troep als bij den aanvoerder, en dat is dan toch niet goed, zelfs al blijkt ook ten slotte, dat men den In landschen vijand toch overwint; en, zoo als gezegd, het eeno sluit het andere niet uit; de Infanterie leert marcheeren; de Infanterie leert, voor gooverre dit in de garnizoenen kan, langs slechte wegen geregeld voortkomen;

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 367