370 toepast, 269) ook hebben de opstellingen in fig. 5 en andere, al naar omstandigheden, waarop het terrein natuurlijk ook van groo- ten invloed is. Bij meer bataljons vereenigdook naar omstandig heden. (Zie eenige figuren in het voorschrift voor de exercitiën dei- Artillerie met Infanterie en Cavalerie). In de bovenstaande figuren geldt het meer in 't bijzonder opstellingen voor frontaalgevechten. Do verdeeling van een bataljon in voorhoede, gros of hoofdtroep en ach terhoede of reserve is genoeg bekend uit de voorschriften omtrent Veld dienst of Tactiek in 't algemeen. Ook op het exercitieveld moeten de afstanden, waarop bij eene veron derstelling de compagniescolonnes van het gros staan (of de reserve van het gedeelte, dat in actie verondersteld wordt) niet te klein worden ge nomen, om niet eene verkeerde voorstelling van den gang van zaken te geven, en evenzoo de tirailleurs niet te dicht staan op de soutiens en ge- slotene troepen of omgekeerd. Zie het reglement. Nog wensch ik te wijzen op het minder goede om bij de exercitiën in de Bataljonsschool gedurende de bewegingen steeds de tamboers te laten slaan, van het begin tot het einde der beweging. Hierdoor toch kan de bataljonscommandant niet goed bemerkingen maken gedurende de uitvoering der beweging, en gebeurt het ook dikwijls, dat de manschappen de commando's hunner afdeelingscommandanten niet verstaan, terwijl het noodig is, dat een bataljon of onderdeel voldoende gelijkmatig weet te mareheeren, ook zonder dat trom of hoorn de maat aangeeft. Marcheert het kader goed, dan blijft het verband behoorlijk bestaan; en daarom moet ook bij de lijntjesexercitiën voor het kader de maat slechts nu en dan door trom of hoorn worden aangegeven; goed en in de pas mar eheeren is eene gewoonte. Bij rekruten is het goed, hen nu en dan eenigen tijd op de trom te laten mareheeren, juist om de maat en het aplomb te bevorderen. Bij de exercitie in de Bataljonsschool echter is het wenschelijk, dat bij de bewegingen de tamboers slechts eenige, b. v. 10 passen slaan en dan ophouden, als wanneer de bataljonscommandant, is het noodig, dit slaan later kan laten herhalen, doch dan ook telkens maar een 10 passenvan deze beperking in het tromslaan of hoornblazen bij de oefeningen zonder ik den aanval uit. Ik wensch dit punt ook steeds zoo toegepast te zienin beginsel natuurlijk, zoodat de staftamboer en staf hoornblazer dit wetenbehoudende de bataljonscommandanten het recht natuurlijk om op het exercitieveld anders te gelasten.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 377