373 (Minister) van Oorlog, Z. K. H. Prius Frederik der Nederlanden een voorstel had ingediend om in liet gebied der Unie eene werving- van Negers voor het Indische leger te beproeven, gaf ons, bij het feit, dat de Koninklijke Nederlandsche Marine sedert eenige jaren matrozen aanwerft onder de Negers onzer West-Indische koloniën, den inoed, ons onderzoek voort te zetten. Eene poging om een afschrift machtig te worden van het, waarschijnlijk in het archief van het Ministerie van Oorlog berustende voorstel aan Prins Frederikliep op niets uit, terwijl mondelinge inlichtingen omtrent de negermatro zen bij onze oorlogsmarine op ons den indruk maakten, dat die matrozen niet zeer gewild waren. Een en ander mocht ons evenwel niet van ons voornemen terug houden en we behoeven daarom niet te verzwijgen, dat we de eerste beschouwingen over de West-Indische Negers, in den jaargang 1877 (op pag. 404 en 405) van dit tijdschrift voorkomende, hoe schraal van inhoud overigens, met sympathie hebben gedeeld. Daar lezen we namelijk: „De werving voor het Indische leger blijft aanhoudende moeilijkheden opleveren. Sedert de bezittingen van Nederland ter kuste van Guinea aan Engeland zijn afgestaan, zal het Afrikaanseh element bij het Indische leger spoedig niet meer bestaan. Zullen de Afrikanen later door Europeanen of door Inlanders moeten worden vervangen? In het eerste geval worden de moeilijkheden der werving in Europa grooter, en het tweede geval is minder wenschelijk, tenzij men voor de later ontbrekende Afrikanen Amboineezen kan krijgen; doch dit zal wellicht moeilijk gaan. Zou de mogelijkheid daarom niet bestaan, eene werving van negersoldaten in onze West-Indische koloniën te beproeven?" In het „Koloniaal verslag" van 1880 vinden wc opgeteekend, dat de organieke sterkte van het Afrikaansch element in het Indische leger eischt 246 militairen, doch dat de presente sterkte op 31 December 1879 telde 172 militairen; alzoo valt er een tekort van 74 Afrikanen te constatoeren. Sedert zijn we een jaar verder, en bedraagt dat te kort natuurlijk veel meer. Wat zal de Indische Regeering voorstellen is derhalve de vraag, die voor de hand ligt. Met het geschrevene op bladz. 79 van den loopenden jaargang van dit tijdschrift stemmen we dan ook geheel in: „Hot Afrikaansch element zal binnen een

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 380