375
sterke, moedige, in onze oogen ietwat beschaafde en Hollandsch,
Fransch of Engelsch sprekende reuzen bezorgendie ons niet meer zoude
doen donken aan werving van Japanners, Perzen, Hindoes, Chineezen
PapoeasDajaksNiassersAlfoerenHottentotten Bataks en Atjehers
zullen natuurlijk volgen) of andere vreemdsoortige of liever onmogelijke
elementen voor de Indische legerbevolking
Doch reeds in den jaargang 1878 (pag. 438 en 439, Ie deel)
van dit tijdschrift werd gezegd: „Het AfriJeaansch element dreigt
spoedig bij het leger tot de geschiedenis te zullen behoorcn. Is de
regeering er, door den een of anderen maatregel tc nemen, op bedacht
dat dit niet gebeuren zal"? Yan de op die pagina's vermelde cijfers
zullen we in het vervolg van ons opstel gebruik maken.
Nadat de Hertog van Saxen-Wei mar het bewuste voorstel aan
Prins Frederik had ingediend, moet de Generaal Van den Bosch
afgetreden Gouverneur van West-Indie, daarop in 1829 gehoord zijn.
Volgens bekomen inlichtingen kon Van den Bosch zich met het
denkbeeld van Saxen- Weimar vereenigen en moet hij, in 1830 be
noemd tot Commissaris-Generaal van JSleclerlandsch-Indiëbij zijn ver
trek herwaarts, de opdracht ontvangen hebben, omtrent de werving
van Negers voor liet Indische leger de noodige voorstellen in te die
nen. Hoe die voorstellen luidden, is ons onbekend. Wel weten wij,
dat de werving van negersoldaten het eerst werd opengesteld in 1831,
niet in Amerikanoch in onze West-Indische koloniën, maar op de
kust van Guinea.
In het jaar 1832 zag het Indische leger zijne eerste negersolda
ten. Van 1832 t/m 1844 zijn van hen in Indië:
a. aangekomen2283.
h. overleden940
c. gegageerd48
cl. gepasporteerd19
e. bij het strafdetachement geplaatst. 58
f. gedeserteerd8
g. veroordeeld25
1098.