B76 Zoodat op ultimo 1845 aanwezig waren 1185 Afrikanen. Van 1845—1864 bezitten we geene cijfers; wel van 1864-1879, doch deze hebben voor ons doel minder waarde, omdat het cijfer der Afrikanen aanhoudend kleiner werd. Dat getal verminderde reeds na 1842, ten gevolge van bezwaren, bij de werving ondervonden. Deze toch waren van dien aard, dat bij Koninklijk besluit van 16 Februari 1842, N° 11 de negerwerving moest worden buiten werking verklaard. Waarschijnlijk heeft daartoe voor namelijk aanleiding gegeven het op 20 December 1841 te Londen door de vijf groote mogendheden gesloten tractaat tot meer kracht dadige uitroeiing van den slavenhandel. De werving van de Ne gers op de kust van Guinea was niet als eene geheel vrijwillige te beschouwen. Men verkreeg vroeger de manschappen volgens met de vorsten aldaar gesloten contracten, en zoo beweerde men, dat de Generaal-Majoor Verveer, die in 1837 de expeditie tegen de kust van Guinea commandeerde, tevens de opdracht had ontvangen, een der gelijk contract te sluiten. Hoe het ook zij, het duurde eerst tot 1850, alvorens de vrijwillige werving geopend werd; doch door het geringe bedrag van het handgeld, verkreeg men slechts weinig Negers voor het Indische leger. Eerst in 1856 werd meer moeite voor die werving gedaan; en toen van af 1859 het handgeld op f 100 gebracht werd, kreeg men daarvoor gemiddeld 300 Negers per jaar. Later werd het getal aangeworven Negers door verschillende oorzaken weder allengs minder, zoodat het Indische leger in 1867 niet meer dan 450 Afrikanen telde. Sedert dat jaar weten wij met zekerheid op te geven, dat slechts drie detachementen negersoldaten in Indiè zijn aangekomen: in 1869, 50; in 1870, 89; en in 1872, 80 of totaal 219 man. Toen kwam onze nederzetting aan de kust van Guinea in Engelsclie handen, zoodat het te voorzien is, dat binnen kort niet eene halve compagnie Afrikanen meer te vormen is. Sedert 1842, toen er nog 1600 Afrikaansche militairen geteld wer den, is de Infanterie van het Indische leger in sterkte toegenomen. De bestaande formatie der veldbataljons rekent, zoo als reeds gezegd is, nog slechts op 246 Afrikanenverdeeld over tivee compagniën. Wanneer dus eerlang weder tot eene aanwerving van negersolda ten voor het Indische leger mocht worden besloten, ligt de vraag

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 383