OPMERKINGEN OVER DE VERBODSBEPALINGEN TEGEN HET OPKOOPEN, IN PAND NEMEN OP ONTVANGEN VAN MILITAIRE EQUIPEMENTSTUKKEN. Hebben de tot dusver genomen maatregelen tegen de dronkenschap onder de Europeesclie militairen van het Indische leger over het al gemeen weinig aan het daarmede beoogde doel beantwoordnog in veel mindere mate is dit het geval met die tegen het verkoopen van militaire equipementstukken door de mindere InlanclscJie militairen. Dat dit euvel, ondanks de gestrenge straffen, waarmede zoowel de opkoopers als de verkoopers worden bedreigdsteeds grootere afmetin gen aanneemt, blijkt o. a. uit het feit, dat de Commandant van het Leger in het tweede semester van 1878 dit verschijnsel onder de aandacht heeft gebracht van den Procureur-Generaal bij het Hoog Gerechtshof, die naar aanleiding daarvan bij zijne circulaire dd. 12 December 1878, N° 2401 de Hoofden van gewestelijk bestuur dringend heeft aanbe volen, de Hoofden van plaatselijk bestuur indachtig te maken op de gestrenge toepassing der artikelen 332 en 333 van het Wetboek van strafrecht voor Europeanen en 334 en 335 van het Wetboek van straf recht voor Inlanders. Ongetwijfeld kunnen de geringe resultaten dier verbodsbepalingen voor een goed deel op rekening gesteld worden van de onvoldoende hulpmiddelen, waarover de Politie in Indië te beschikken heeft; doch het is, naar ons inzien, aan geen twijfel onderhevig, dat ook de mindere doelmatigheid van die verbodsbepalingen er het hare toe bijdraagt om het hier besproken euvel te bestendigen. Dit laatste aan te toonenis het doel van dit opstel Beginnen wij daartoe de bovenaangehaalde artikelen van het Wet boek van strafrecht voor Inlanderswelke uit den aard der zaak meer toepassing vinden dan die van het Wetboek van strafrecht voor Europeanenvolledig af te schrijven.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 38