383 ment kunnen voorzien. Stel, dat van een getal van pl. m. 250 Ame- rikaansche Negers, jaarlijks, gemiddeld: a. worden vermist2 b. met een briefje van ontslag worden weggezonden 2 c. worden gecondemneerd2 d. overlijden13 e worden gepasporteerd en gegageerd11 dan zou men dus op eene jaarlijksche suppletie van 30, stel 40 Negers uit West-Indie moeten rekenen. Is dat waarschijnlijk en mogelijk Wij kennen den socialen toestand van den Neger in onze gindsche koloniën slechts uit enkele (weinige) geschriften en laten dus de beantwoording dezer vraag gaarne aan bevoegde beoordeelaars over. Alleen mogen we zeggen, dat de negerbevolking in onze West-Indische koloniën, de zoogenaamde boschnegers uitgezonderd, minstens 50000 zielen bedraagt, zonder aan eenige overdrijving te denken. Hoe veel neger matrozen voor de Marine gemiddeld jaarlijks worden aangeworven, is ons onbekend. Dit mag natuurlijk, bij het oprichten van werfbu- reaux voor het Indische leger, niet uit het oog worden verloren. Aangenomen mag echter wordendat wanneer weder besloten wordt tot eene aanwerving van Negersen deze voldoen, meer dan 250 genomen zullen worden. Eene werving in de Vereenigde Staten zou derhalve in dat geval wenschelijk zijn. De negerbevolking aldaar telt zonder overdrijving 12000000 zielen minstens. Populair is zij er zeker niet. Emigratie naar Haïti en Liberia of andere plaatsen buiten de Unie wordt er zooveel mogelijk bevorderd. Men zoude er niets liever wenschen, dan dat die bevolking verminderde! Wij vragen dus met den Heer Sloet tot Oldhuis: „Zoude het kabinet van Washington niet gedoogen, dat door onze regeering in de Vereenigde Staten eene vaste werving onder de negers opgerigt werd voor ons Indisch leger"? Indien de Amerikaansche Negers in het Indische leger voldoen, zoude liet zeker aanbevelenswaardig zijn, er minstens een 1000 tal van aan te nemen. De negersoldaat hecht zich aan het land, waar hij het goed heeft. Even als van den Afrikaanschenmag dat van den Amerikaanschen Neger worden verwacht. Hoe goed de Euro- peesche vreemdelingen het in ons leger ook mogen hebben, nooit

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 390