390 Art. 36 spreekt van spionuen, die militair zijn. Welke straf krij gen de aan de krijgswet onderworpen spionnen, die geen militair zijn Hoe staan deze terecht Zoo ook zijdie zich aan oproer in den staat van oorlog of beleg in eene vesting of eene opene plaats schuldig maken en geen militair zijn? Art. 66 luidt: „Ieder militair of ander persoon, tot het Leger bchoorende, die aldus geplunderde goederen, des bewust, verbergt, ont vangt of koopt, zal als medeplichtige met dezelfde straf worden gestraft." Hoe zal 't dan ook hier gaan met de personen, die zonder militair te zijn, in tijd van oorlog mede aan de krijgswetten onderworpen zijn? De schrijver wenscht aan de krijgsraden slechts de bevoegdheid te geven, over zuiver militaire delicten te oordeelen. De bovenbedoelde arti kelen schijnen derhalve alleen op militairen betrekking te hebben. W. J. C. Ckeutz Lechleitner. WeltevredenFebruari 1881.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 397