393
Toen ik later bij het garnizoensbataljon der 2" militaire afdeeling op
Java werd geplaatst, bleef ik op deze statistiek mijne aandacht vestigen
en bevond ik wederom, dat die berekening als zuiver mocht worden
aangenomen.
Ook bij de in de bovenlanden van Palembang gelegerde compagniën
van het garnizoensbataljon van dat gewest kwam die berekening vrij
wel op hetzelfde neêr.
Alhoewel ik ter zake over geene meerdere gegevens dan de hierboven
medegedeelde heb te beschikken, zoo geven mij laatstbedoelde gegevens
toch aanleiding tot de veronderstelling, dat zeer waarschijnlijk voor de
berekening van het totaal bedrag dier gelden over het geheele leger
f 0,10 per hoofd van de sterkte aan onderofficieren en manschappen
gesteld mag worden. Wellicht is deze verhouding bij de Artillerie en
Cavalerie en het corps mineurs en sapeurs eene andere.
Bij eene gemiddelde sterkte nu van het Indische leger van 30000
man moeten derhalve de provoost- en cachotgelden, die jaarlijks in de
verschillende menages gestort worden, zonder dat iemand daarvan eigen
lijk iets opmerkt, volgens bovenstaande berekening 0,10 X 12 X
30000 36000 bedragen.
Aannemende, dat ik mij vergist heb en dat die som slechts 30000
bedraagt, dan is dit bedrag toch altijd nog groot genoeg om het op eene
betere wijze ten bate van het leger te gebruiken dan het, zonder dat daar
van iets gemerkt wordt, als het ware in de menages te laten verdwijnen.
Immers, bij een zuinig, d. i. een goed beheer der menages leveren de
voor de verkochte vivres ontvangen sommen nog middelen genoeg op
tot verbetering van het eten van den Indischen militair?
Statistieke opgaven bestaan er omtrent deze aangelegenheid voor zoo
verre mij bekend is niet, althans voor het geheele leger. Hoogstens heeft
men tot dusverre de provoost- en cachotgelden slechts corpsgewijze berekend,
en dan niet eens algemeen. Die sommen vallen dan ook eerst bij groote
corpsen op.
Wellicht zoude het niet van belang ontbloot zijn, indien het Depar
tement van Oorlog trachtte, omtrent deze aangelegenheid juiste gegevens te
verzamelen.
Waarom eigenlijk, zal men vragen. Zouden die sommen niet ten
bate van de militaire cantines kunnen worden gebruikt, welke zoo dik
wijls aan geldgebrek lijden?
Ik ruil dit denkbeeld gaarne voor een beter. I.