400 uitgevoerd, uit 31 batterij Veldartillerie van 8 stukken 8cm Getr., 2 batterijen Veldartillerie met 8 gladde bronzen kanonnen van 9cm, 1 lichte veldbatterij van 8 gladde bronzen kanonnen van 7cm benevens ééne berg- batterij, bestaande uit 8 berghouwitsers en 8 Coehoorn-mortieren. (Zie „Beknopt Overzicht van proeven en oefeningen, welke in de jaren 1872 1873 hebben plaats gehad bij het wapen der Artillerie van het Neder- landsch Oost-Indisclie leger", bl. 1.) Na niet weinige veranderingen zijn wij tot de tegenwoordige indeeling en sterkte gekomen. (Zie „B. O. B. O." over de jaren 1872—1878). En welke inlichtingen geven nu deze beknopte overzichten over de beweegredenen, die er toe geleid hebben, met de oude formatie te breken en die van 6 stukken aan te nemen? Zij zijn niet vele, en wij weten waarlijk niet of wij den indruk, dien zij maken, van eenige beteekenis kunnen noemen. Op bl. 2 der inleiding van het B. O. over 18741875 lezen wij: „Ver der werd aan de Indische regeering machtiging gevraagd om de 2e com pagnie, die nog steeds met gladde kanons van 9cm bewapend was, al dadelijk te voorzien van het 8cm veld-materieel en ook, in verhand met het beschikbaar aantal kanons van dat kaliberalle veld-batterijen uit 6 stukken te doen beslaan, Bij G. B. dd. 6 November 1874, No. 7 werd de gevraagde machtiging verleend. Op welke deugdelijke gronden de reductie van het aantal stukken der veld- en bergbatterijen steunde, is ons onbekend. Voor de mededeeling daarvan houden we ons aanbevolen. J. L. Swart, le Luitenant der Artillerie. Kartetsen. In de tweede aflevering van den loopenden jaargang van dit tijdschrift worden door den Kapitein Van Holst Pellekaan eenige regelen gewijd aan mijn opstel „Kartetsen" in de December-aflevering van den vorigen jaargang van dit tijdschrift. De argumenten van den Kapitein V. II. P. moeten door hunne inkleeding op, vele lezers den indruk makendat ik mij in deze quaestie aan groote oppervlakkigheid zou hebben schuldig gemaakt; ik, die de „Beknopte Overzichten", hierop betrekkelijk, zoo ijverig heb nagelezen. Niemand zal mij dus ten kwade duiden, dat ik tegen de repliek van den Kapitein V. II. P. opkom en deze, zooveel mogelijk, alineasgetvijze zal behandelen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 407