- 401 In de eerste alinea word ik beschuldigd van de betrokken autoriteiten in deze zoo belangrijke zaak groote onverschilligheid te hebben verweten. Ik verzoek echter den belangstellenden lezer, mijn opstel nog eens na te gaan. Hij zal dan niet aarzelentoe te stemmendat ik niet anders gedaan heb dan: 1. De tekortkomingen van het kartetsvuur van het kanon van 8cm Berg bij de door mij bijgewoonde practische oefeningen constateeren. 2. Uit het B. O. over 1876—1878 aantoonenhoe uit eene proef bij het kanon van 8cm Yeld „op afdoende wijze gebleken isdat bij kartetsen met lossen bodem en zwak gesoldeerden naad geen gevaar meer bestaat, dat de projectielen niet in den vuurmond verbrijzeld zullen worden, ter wijl geringe variatiën in de dikte van het blik der bussen niet van nadeeligen invloed zjjn." 3. Mijne bevreemding betuigen, dat de aldus veroordeelde kartets-con structie bij het kanon van 8cm Berg behouden is. [Dat de bodem dier kartets soliede vast gesoldeerd is, zal ieder, die haar nader beschouwt, moeten toestemmen.] 4. Ter loops eenige middelen aangeven, die m. i. waarschijnlijk tot eene verbetering Yan het kartetsvuur van het kanon van 8cm Berg zouden kunnen leiden. Uit den aard der zaak kon ik mij in deze quaestie alleen wenden tot de tot nu toe in het licht verschenen „Beknopte Overzichten" en mijne persoonlijke ervaring bij de practische oefeningen in 1880, die mij leerden dat na een meer dan achtjarig gebruik dezer kartetsen, ook te velde, deze quaestie nog lang niet uitgemaakt was. Proeven, die na 1878 bij het wapen genomen werden, kon ik niet ter sprake brengen, omdat de verslagen er over nog niet zijn uitgegeven en zij mij dus onbekend waren. Ik heb er dan ook geen woord over gerept en mij slechts bepaald, de zaak naar aanleiding van de beschikbare officieele gegevens en mijne eigene ondervinding te bespreken. Waar heb ik dus op eenige autoriteit de blaam van onverschilligheid zoeken te werpen Zeker is het den Kapitein VII. P. niet opgevallen, dat hij mij in de elfde alinea, door verande ring van het woordje is [verleden tijd] in tvordt [tegenwoordige tijd] geheel iets anders laat zeggen dan ik werkelijk gezegd heb. Het doel waarmede ik mijne beschouwingen het licht deed zien, was alleen, de zaak meer onder de algemeene aandacht te brengen, mijne eigene meening daarin te zeggen en anderen hierdoor uit te lokkenook de hunne open baar te maken. Zeer terecht merkt de Kapitein F. II. I'. op, dat practische oefeningen 26

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 408