29 tens art. 110 van hetzelfde Reglement, behooren tot de competen tie van den politierechter. Uit het onderling verband der beide artikelen blijkt tevens, dat terwijl het van een minderen militair opkoopen van equipementstuk- ken ten allen tijde strafbaar is, en wel in mindere of meerdere mate, al naar gelang de opkooper den militair al dan niet kent of kan aanwijzen, een burgerdie militaire goederen van een ander burger heeft gekocht, in pand genomen of ontvangen en dien persoon kent of kan aanwijzen, buiten het bereik der strafwet valt. Verder komt de uitdrukking: „zonder den persoon, van wien hij een of meer der voormelde zaken mocht hebben gekocht, in pand of bewaring genomen of onder welken titel ook ontvangen, te kennen of te kunnen aanwijzen," ons niet gelukkig gekozen voor. In zeer vele gevallen toch zal inderdaad die kennis bestaan of die aanwijzing kun nen plaats hebben, zonder dat de betrokken persoon het ivettig bewijs kan leveren, dat hij werkelijk de goederen van den door hem ge noemden of aangeduiden persoon heeft gekocht of ontvangen. De kennelijke bedoeling van den wetgever ware o. i. beter uitgedrukt door b. v. deze zinsnede: „zonder de herkomst dier goederen te kunnen bewijzen" dan wel: „zonder het wettig bewijs te kunnen le veren van wien hij eene of meer der voormelde zaken, enz." Daar betrapping op heeter daad van burgerpersonen op het van mindere militairen opkoopen van equipementstukken uitzondering is, leiden de verbodsbepalingen er dus van zeiven toe, dat de perso nen, bij wie militaire equipementstukken door de Politie worden achterhaald, het bewijs trachten te leveren, dat zij die goederen van een door hen genoemden of aangeduiden persoon hebben gekocht of ontvangen, en wel bij voorkeur van een burgerdaar zij, ingeval dit bewijs door den rechter wordt aangenomen, geheel straffeloos zijn. Riet alleen wordt hierdoor het voorbrengen van valsche getuigen een in Indiè algemeen erkend euvel, waarop nog onlangs een rechtsgeleerd landraadvoorzitter op Java in het „Weekblad voor het Regt' de aandacht heeft gevestigd ten zeerste in de hand gewerkt, maar wordt ook de taak der Politie, vooral in gevallen, dat de ach terhaalde kleedingstukken reeds door verschillende handen zijn ge gaan, onnoodig verzwaard. Wij zeggen onnoodig, omdat wij geene

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 40