406 dat ik van de vereischte vastheid dier plannen geen spoor kon ontdekken, maar ook vond ik de aanwijzing van de noodzakelijkheid van tal van verbeteringen en wijzi gingen, die noodig zouden zijn bij de uitwerking van welk verdedigingsplan ook. Hoe het echter hiermede ook in werkelijkheid gelegen moge zijn, ik meen toch dat men mag en kan vorderen dat duidelijk blijke welk stelsel omtrent de verdediging van Javade hartader van ons Insulinde van Regeringswege is omhelsd; dat men de overtuiging krijge dat er bij het gezag eenstemmigheid besta aangaande de beant woording der vraag hoe Java het best te verdedigen isdat blijke of men zich be hoorlijk rekenschap heeft gegeven van de voor de verdediging van Java zoo belang rijke quaestie van den zetel van hot gezag hetzij te Bataviahetzij in Midden-Java dat geen twijfel besta omtrent de doelmatigheid van plaats en inrigting der versterkin gen, en bedrieg ik mij niet, dan verkeert men over dat alles nog voor een groot deel in onzekerheid. Het belang van eene pertinente oplossing dier vragen zal voor ie der, ook voor een leek in de krijgskunde, duidelijk zijn, en ik meen dan ook ter wille van de gewigtige belangen, welke het hier geldt, voor het geval dat het werke lijk noodig mogt zijn, daarop bij den Minister van Koloniën te moeten aandringen. Zonder mij overigens in eene beschouwing over details van versterkingen op Java te kunnen en te willen begeven wat trouwens hier ter plaatse minder passend zou- zijn wensch ik toch een speciaal punt aan het oordcel van den Minister te onder werpen, namelijk den toestand van de verdedigingswerken die in oorlogstijd de voor naamste haven die wij in Indië hebben, moeten beschermen, die van Tjüatjap. Zoo als de toestand op dit oogenblik daar is, kan men hem met den besten wil der we reld niet bevredigend noemenzoowel de werken als hunne bewapening zijn onvol doende om aan een eventuelen aanval weerstand te bieden. Bedrieg ik mij in de meening dat men daar ter plaatse in de verdedigingsplannen nog niet het gebruik van torpedo's en torpedo-booten heeft opgenomen? Zoo neen, dan zou ik, voor zoo ver ik een oordeel mag vellen over de behoeften der verdediging van eene plaats waar men ten eenen male onbekend is, den Minister in overweging wenschen te ge ven om van de zoo even door mij genoemde oorlogsmiddelen, welke in de Europesche oorlogvoering ongetwijfeld eene groote rol zullen spelen, mede gebruik te maken toe oplossing van het vraagstuk der verdediging van dat belangrijk punt." „Ik ga nu over tot de bespreking van de Indische cavalerie. In het Koloniaal Verslag van 1879 is ons door den Minister medegedeeld dat de Regering in beginsel besloten liad tot vermindering van de Nederlcindsch-lndische cavalerie. Hoewel ik nu het terugkomen op dat besluit op zich zelf volstrekt niet afkeur, is dit toch geschied op eene wijze, die, mijns inziens, wel afkeuring verdient. Ik meen dat bij het antwoord van den Minister in zijne Memorie van Beantwoording betreffende deze vraag, de zaak niet zoo geheel juist voorgesteld is. De Minister zeide in dat ant woord, dat de Nederlandsclie Regering niet teruggekomen is op een eenmaal gegeven order, zoo als in het Voorloopig Verslag wordt aangeduid, Formeel is dit misschien niet het geval, maar in het wezen der zaak toch bepaald wel. Immers het Koloniaal Verslag van 1879 zegt met zoovele woorden „dat in afwachting van de plannen van reorganisatie van het leger, de Indische Regering aangeschreven is om de cavalerie niet compleet te honden, overeenkomstig het cijfer van de tegenwoordige formatie,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 413