409 aanzienlijk uit te breiden, een maatregel die niet genoeg kan worden toegejuicht; maar daarmede is niet alles gedaanwant de Koninklijke Militaire Akademie kan uit den aard der zaak slechts voor een gering gedeelte in de aanvulling van het officieren-eorps van het Indische leger voorzien. Verder zal men. strenger moeten zijn bij de examens voor de onderofficieren dan bij de groote behoefte aan aanvulling in de laatste jaren het geval kon zijn. Zoodoende zullen betere jonge officieren van hier naar lndië vertrekken". „In Indie zelf zal echter ook een aantal officieren moeten worden aangekweekt en daarop vooral wensch ik 's Ministers attentie te vestigen, omdat, als men daar goede officieren wil krijgen, men voor hunne opleiding iets meer zal moeten doen dan tot nu toe geschiedde, en men vooral moet zorgen dat jongeliedendie tot officieren worden opgeleid, niet worden blootgesteld aan het leven in de inlandsclie kazernen. iNiet alleen dat dit minder gewensclit is voor hunne opleiding en vorming, maar ook de ouders, die anders wel genegen zouden zijn hunne zonen voor den militairen stand te bestemmen, worden daardoor van de volbrenging van hun voornemen afge schrikt. Men zal dus voor die jongelingen moeten crëeeren sclioolcompagniën of iets andersiets in den geest van ons instructie-bataillon maar daar ingerigt met het oog op de vorming tot officieren en in verband met de toestanden in lndië. Tot aanduiding van den modus quo der uitvoering acht ik mij natuurlijkerwijze ten eenen mille onbevoegd; ik wenschte slechts op eene bestaande behoefte te wijzen." „Ten slotte een woord van dank aan de geachte sprekers uit Breda en Delft voor het warme woord, gesproken in het belang der Nederlandsch-Indische officieren, die in den loop van 1879 zijn gepensioneerd. Ik heb niet alleen, zoo als de heer van der Hoeven, nog altijd hoop dat een toekomstig Minister van Koloniën de onbillijkheid jegens die officieren gepleegd zal herstellen, maar ik geef zelfs de hoop niet op, dat deze Minister zelf nog zal willen terugkomen op zijne beslissing ten hunnen aanzien. Die officieren zijn in werkelijkheid toch niet anders dan de slagtoffers van de verba zende traagheid, waarmede de nieuwe pensioensregeling is tot stand gekomen. Ik weet zeer wel dat zulk eene regeling tijd kost, dat daarover heen en weer moet worden geschreven tusschen Nederland en Indie, waarmede maanden kunnen verloopen, maar als ik bedenk dat op 's Konings verjaardag in 1878 bij eene plegtige gelegenheid eene belofte is gedaan aan het Indisch leger en dat die eerst op 1 Januari 1880, dus na bijna twee jaren, is vervuld, dan komt mij den vereischten tijd tot vervaardiging der nieuwe pensioensverordening waarlijk wel wat lang voor". „En wat geeft mij de hoop dat welligt deze Minister zelf op zijne beslissing zal terugkomen? Ilet is dat hij mijns inziens uit anderen hoofde zal moeten besluiten toch eenige wijziging in die regeling te brengen, omdat eenigc verbeteringen nood zakelijk blijken, vooral wanneer men hare bepalingen vergelijkt met die, welke voor het leger hier te lande bestaan. Vooreerst kan door die regeling zich ligtelijk het geval voordoen, dat een Nederlundsck officier, die slechts weinige jaren in lndië is geweest, hooger pensioen zal genieten dan een officier van gelijken rang, die zijn ganschen diensttijd in lndië heelt doorgebragt. Dat dit gebeuren kan, is een nieuw bewijs voor de stelling, die reeds lang, vóór dat ik de eer had lid dezer Vergadering te zijn en ook door mij hier is verdedigd, dat er óéne algemeone pensioensregeling

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 416