412 beperkt, en overleggingen, onder mijn bestuur in 1876 gevoerd, hebben het denkbeeld van vermindering doen ontstaan. Indertijd ging ik uit van het denkbeeld om een deel der cavalerie, dat afgeschaft zou worden, te bezigen voor de politie. Het is inder daad waar, dat aan den Gouverneur-Generaal indertijd geschreven is, dat, in afwachting van de formatie van het leger, het corps cavalerie niet moest worden aangevuld, opdat men te gemakkelijker tot het nieuwe cijfer zou kunnen komen. Ik erken dat ik zelf het initiatief heb genomen om daarop eenigzins terug te komen. Ik vond het niet rationeel om, als het ware, de cavalerie te laten uitsterven, vóórdat men omtrent de formatie van het gansche leger had beslist. Het is daarom dat ik bevelen heb gege ven om met de gewone aanvulling voort te gaan." „Ik moet bekennen het gevoelen te deelen van den geachten spreker uit Arnhem, dat ook in het Indisch militaire tijdschrift is verdedigd, dat de tot nu toe aanwezige magt aan cavalerie blijve bestaan. In de laatste jaren zijn er vele bewijzen voorgekomen dat de cavalerie, behoorlijk gewapend en goed aangevoerd, uitnemende diensten in lndië kan presteren." „Het denkbeeld om torpedobooten te gebruiken voor de verdediging van Tjilatjap is zeker zeer aan te bevelen, en daarop zal natuurlijk acht worden geslagen." „Maar in het algemeen mag ik, wat de verdediging van Java betreft, de Kamer niet de illusie geven dat spoedig de strijd zal worden afgebroken en tot vaststelling van een stelsel zal worden overgegaan. Mij dunkt dat wij in lndië alles zoodanig moeten organiseren dat wij aan een binnenlandschen vijand met succes het hoofd kunnen bieden, en dat wij zoodanig de mobiliteit van het leger moeten verzekeren dat het onmiddellijk naar een of ander punt op de buitenbezittingen kan worden gezonden. Van al die plannen van het overbrengen van den zetel van bestuur, het aanleggen van fortificatiën ter verdediging tegen een mogelijkcn Europeschen inval, verwacht ik geen wezenlijk heil. Mogt het zoover komen, dan zal de verdediging van Java toch voor het grootste deel afhangen van de medewerking der zeemagt." „Het was eene volkomen juiste opmerking van den geachten spreker uit Arnhem dat op dit oogenblik de generale staf in lndië niet geheel voldoet aan het oogmerk dat bij de oprigting op den voorgrond stond. Het is waar dat de officieren van den generalen staf niet mogen gebezigd worden voor werkzaamheden waartoe ook andere officieren kunnen worden benuttigd. De taak van den generalen staf is gegevens te verzamelen in onzen Indischen Archipel, wier gemis ons in Atjeli al te duur is te staan gekomen." „Het denkbeeld van den geachten spreker uit Arnhem omtrent de verbetering van het gehalte der officieren en omtrent de bezwaren die het verkeer in de kazernen voor jongelieden, die zich aan den militairen stand willen wijden, oplevert, deel ik geheel. Ik geloof ook dat daarop in het algemeen het oog wordt gehouden, maar in hoever de uitvoering mogelijk is van het denkbeeld om in lndië eene inrigting in het leven te roepen in den trant als die hier bestaat, durf ik nu niet beslissen." „Eenige geachte sprekers hebben den Minister aanbevolen terug te komen op het besluit aangaande de in 1879 gepensioneerde officieren. Daar ik niet vermoedde dat dit onderwerp thans zou besproken worden, heb ik het stuk, waarop ik de historia morbi van dat besluit met data heb laten aanteekenen, niet bij mij. Nogtans geloof ik der Kamer op het geheugen af voldoende te kunnen inlichten."

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 419