414 terie en eene compagnie Artillerie méér dan de formatie van 1858 aangaf, sprake was, bedroeg de suppletie in: 1869 2227 1870 1771 1871 2390 1872 1794 1873 1608 9796 man d. i. gemiddeld per jaar 1959 man voor alle wapens en diensten of voor de Infanterie alléén gemiddeld 1500 man. Wat de Minister omtrent de Cavalerie geantwoord heeft, verdient in hooge mate onzen dank! Beter ten halve gekeerd dan ten heele gedwaald. Een staatsman, die ongelijk durft erkennen, is een ridderlijk staatsman. Wij mogen dus op liet woord van dezen Minister vertrouwen, dat de tot nu toe aanwezige macht aan Cavalerie blijft bestaand. i. dus m. a. w. dat de organieke sterkte van het Indische ruiterwapen, gearresteerd hij Koninklijk besluit dd. 16 Augustus 1873, No. 75 Indisch Staatsblad No. 271) niet verminderd wordt. Wij wenschen liet ruiterwapen met deze be slissing des Ministers, uitgesproken in 's Lands vergaderzaal, van harte geluk! Die sterkte telt 40 officieren, 407 Europeesche669 Inlandsche minderen en 851 rijkspaarden. Dat zoodanige cavaleriemacht voor Indië een uiterst minimum is, zullen we uit de Indische geschiedenis aantoonen. Yoigens de door den Gouverneur-Generaal Daendels den 7en Maart 1808 gearres teerde organisatie der landmacht in deze koloniëntelde de Cavalerie zonder de Djaijang-selcaEs41 officieren, 621 Europeesche en 356 In landsche minderen en was zij in 5 eskadrons verdeeld. Yoegt men daarbij de sterkte der Djaijang-sekar's (te paard), volgens de formatie van 23 Januari 1811, 46 Europeesche en Inlandsche officieren en 1150 Inland sche ruiters met even zoo veel paarden tellende, dan blijkt, dat Itaendels voor een leger, waarvan de organieke sterkte in 1808 bedroog 19316 en in 1811 bedroeg 17774 man of gemiddeld 18547 man, kon beschikken over eene cavaleriesterkte van 1018 1150 of 2168 ruiters! Wie nu zoude willen beweren, dat die Djaijang-sekar's geene voor het leger te velde zeer bruikbare ruiterij uitmaaktenmiskent de geschiedenis. Pra- djoerits en Barisan zijn altijd parodién geweest van Infanterie, ten aanzien van de Cavalerieis dit met de door Europeesche officieren aange voerde en onder de bevelen van een Luitenant-Kolonelinspecteur staande Indische cavalerie-maréchaussée nooit het geval geweest. De tegenwoor-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 421