421 -
wel zoo Als men enkele courantenartikelen uitzondert, hebben de
tegenstanders van Generaal Van Swieten steeds een veel hoffelijker
toon aangeslagen dan zijne verdedigers en dan hij zelf in zijn werk:
Be waarheid over onze vestiging in Atjeli. Verguisd is de Generaal
Van Swieten niet; integendeel, hij heeft lof en eer ingeoogst. Als
er van verguizing sprake is, dan zijn veeleer zijne tegenstanders door
hem en zijne verdedigers door het slijk gehaald. Die tegenstanders,
en de Kapitein Borel niet het minst, hebben sommige handelingen en
de politiek van Generaal Van Swieten afgekeurd, omdat zij meenden,
daartoe het recht te hebben in :t belang van het Vaderland; of die
meening gegrond was of dat, om bij ons onderwerp te blijven, de
Kapitein Borel volkomen bevoegd was, zijn oordeel over den gang-
van zaken publiek te maken; of hij wel volkomen zijn onderwerp
machtig was; of zijne afkeuring wel in allen deele op goede gronden
rustte, is eene andere vraag. Maar nu hij eenmaal afkeurde
omdat zijne overtuiging hem daartoe dreef, gaat het niet aan,
hem van moedwillige, blinde partijzucht te beschuldigen en hem
te verdenken, willens en wetens de zaken verkeerd te hebben voor
gesteld.
De lezing van het werk van den Heer Borel heeft op ons den-
indruk gemaakt, dat het is samengesteld uit dagelijksche aanteekeningen
tijdens zijn verblijf in Atjeli. De telkens voorkomende herhalingen in
dat. werk sluiten het bewijs in zich van eene innige overtuiging,
die telkens op nieuw bij den schrijver bovenkwam en die hij niet
nalaten kon, telkens en telkens weder in zijn zakboekje neer te
schrijven. In de verzameling van die aanteekeningen (compilatie,
zooals de schrijver der brieven het noemt) herkent men den minder
geoefenden schrijver, die opteekent wat voor hem onomstootelijke
waarheid is geworden, maar er niet aan denkt, dat hijom daarmede
voor het forum van het publiek te komen, niet kan volstaan, maar
dat hij bewijzen en dikwijls cijfers noodig heeft.
Yan cijfers maakt de Heer Niclou een ruim gebruik, maar hij
verliest o. i. daarbij wel eens uit het oog, dat krijgskunde geene
wiskunde is, en dat men niet alles onder cijfers brengen of met
cijfers bewijzen kan, ook al wordt in vele zaken aan een bewijs
door cijfers, en terecht, groote waarde gehecht.