1873 en in 1878 niet geheel en al dezelfde waren; de vijand van 1873 was niet dezelfde als die in 1878, terwijl bij laatst bedoelde operatie de colonne Godinuit Oleh-karanc/ ageerende, een groot ge wicht in den schaal legdemaar hier staat tegenover, dat het aantal troepen, gebezigd bij den rivierovertocht bij Lumbaroeveel geringer was dan dat, waarover de Generaal Van Stekten kon beschikken. Nog meer redenen worden door den Heer Niclou aangehaald o. a. dat het terrein langs de oosterface meer moeilijkheden zou hebben opgeleverd dan het thans gevolgde, doch ook dit is min der juist. Het terrein rondom den Kraton is nagenoeg overal hetzelfdebij zwaren regen loopt het zoowel ten westen als ten oosten nagenoeg even veel onder water; bij droogte ligt het aan beide zijden droog; een bepaald moeras is noch aan deze, noch aan gene zijde, als men enkele gedeelten, oniniddelijk aan den Kraton grenzende, uitzondert, waar de operatie natuurlijk niet had moeten geschieden. Dat op de kaarten van het Topographisch bureau het terrein buiten de oosterface anders wordt voorgesteld dan buiten de westerface, is waarschijnlijk veroorzaakt, doordien beide gedeelten op verschillende tijden zijn opgenomen. Maar wij zullen thans hierover niet verder uitweiden. Zeer terecht zegt de Generaal Van Swieten, en ook de Heer Nicloudat men in den oorlog volstrekt niet met zekerheid kan zeggen, wat zou gebeurd zijn, als dit of dat anders was geweest of gedaan. Ook wij hebben reeds gezegdkrijgskunde is eenmaal goene wis kunde, maar wij hebben een en ander alleen neergeschreven om aan te 'toouen, dat er wel degelijk gegronde motieven bestonden om eene operatie als boven bedoeld ten minste in overweging te nemen. Wij herhalen alleen, dat, ware de operatie gelukt, de Mesigit niet had behoeven genomen te worden en dat men ook alle andere stel lingen des vijands daardoor in den rug had gehad. De hardnekkig heid, waarmede de vijand Lemboeq verdedigde, levert o. i. het bewijs, dat ook hij besef had van het belang dezer positie, en indien het waar is, dat de linie van Panglima Polim later is aangelegd, dan blijkt ock hieruit, dat hij groote vrees koesterde voor eene omtrekking van die zijde. Dat die linie eerst na het nemen van de Mesigit zou zijn aangelegdkomt ons echter minder waarschijnlijk voor; vermoe- Bladz. 163 Tan „De Waarheid."

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 434