447 hij ook zij, is feilbaar en kan zich vergissen, en een opperbevelhebber vooral heeft zulk eene omvattende taak, dat het onmogelijk is, zelfs alleen maar in hoofdtrekken, alles zelf te ontwerpen of te regelen, zonder dat er hier of daar wat aan hapert. Had de chef van den staf zijne positie zóódanig begrepen, dat hij van het begin af getracht had, partij te trekken van de goede de nkbeelden der beide Generaals, wellicht zou uit de combinatie dier denkbeelden iets anders zijn voort gekomen, dat ons een langdurigen en bloedige n krijg bespaard en een schoon voorbeeld gegeven had van wat ernstig opgevat plichtgevoel en ware vaderlandsliefde vermogen. W ij gaan over tot het bespreken der gebeurtenissen na den val van den Kraton. Wel was het o. i. te betreuren, dat door de langzaam heid, waarmede de operatiën plaats hadden, die den val van den Kraton tengevolge hadden, de vijand de gelegenheid had, die sterkte te ontruimen. Ware de insluiting of omtrekking, of hoe men haar noemen wil, vlugger in haar werk gegaan, zoodat den vijand de gele genheid benomen was, ongemerkt te verdwijnen, dan hadden twee zaken kunnen gebeurenóf de vijand, die den Kraton bezette, was daarin gebleven, zoolang de aanwezige mondkost en munitie dat toelieten; óf hij had, zoodra hij ontwaarde, dat de insluiting weldra een voldongen feit zou zijn, een krachtigen uitval gedaan om zich door onze troepen heen te slaan. Het eerste had niet lang kunnen duren en zou toch gevolgd zijn door het tweede; terwijl beide hadden gepaard kunnen gaan met aanvallen van buiten op onze omtrekkende of insluitende colonnes. Altijd zou dus een bloedbad het gevolg Het is, zelfs voor den tijdgenoot, die te midden van de handelende personen geleefd heeft, moeilijk, over hunne daden een juist oordeel te vellen, zoolang deze nog tot de histoire intime behooren en door gepubliceerde mémoires of pieces justi- ficatives niet ter kennis van het algemeen gebracht zijn. Redactie. Uit het feit, dat de vijand ongemerkt aftrok, blijkt, dat wat de Generaal Van S.vieten op bladz. 271 van „De Waarheid" zegt, onjuist is. De berenniug van den Kraton was door het bezetten van ICota Goenoenjan niet volbracht, ook al werd daarmede de laatste poort van den Kraton afgesloten. Aan de zuider- en oosterfacen waren wel geene poorten, maar die waren daar ook niet noodigoveral was gelegenheid om over den wal en door de ondiepe gracht de sterkte te verlaten-de bamboe-doeri- beg, zoo dicht aan de noorder- en westerfacen, was zeer dun op de beide andere facen en lang niet overal aanwezig.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 454