449 chipel; daar moest rekening' mede worden gehouden. De krijgsge schiedenis kan tal van voorbeelden aanwijzen, dat de verovering van 's vijands hoofdversterking het einde of wel het begin van het ein de was, maar dan waren er geene gebeurtenissen voorafgegaan als in Atjeh. Met die gebeurtenissen is door den Generaal Van Sivieten te weinig rekening gehoudenhij heeft de zaak te veel van zijn stand punt beschouwd en bovendien een tweeden factor veel hooger in re kening gebracht dan deze waard was. Die tweede factor was de veronderstelde verdeeldheid van het Atjehsche volk, eene verdeeldheid, die in nagenoeg alle berichten, in die dagen van liet oorlogstooneel ontvangen, den grondtoon vormt. Van waar kwam dat denkbeeld? Vermoedelijk uit de Straits, maar 't was geheel bezijden de waarheid; en hoewel toen reeds verscheidene stemmen opgingen, die trachtten aan te toonen, dat van die verdeeldheid tegenover ons niets bleek, heeft men dat denkbeeld toch tot heden toe in den Atjehschen oorlog feitelijk gehuldigd, ge tuige de uitdrukking kwaadwilligen, die tot zelfs in het begin van 1878 voortdurend in de Atjehsche Aderslagen voorkomt. Thans, maar helaas te laat, erkent ook de Heer Niclou, dat wij met het qelieele volk te doen hadden, dat in hooge mate afkeerig was Aran vreemde overkeerscbing en vooral van het Nederlandsen gezag (f); en al tracht nu de Generaal Van Swieten in zijn boek op allerlei Avijzen aan te toonen, dat er destijds eene zeer aanzienlijke vredespartij aamvezig was, zoo blijkt uit aaulialingen uit 's Generaals particulier journaal, dat hij zelfs destijds er niet van o\-ertuigd was, ja zelfs veeleer eene andere meening Avas toegedaan De latere geschiedenis van den Atjehschen oorlog is trouwens daar om ten duidelijkste in het licht te stellen, dat alleen de bevolking- in de onmiddeljjke nabijheid onzer stellingen of als zij kort geleden 29 Door de zorg van den ijverigeu en behulpzamen Directeur van 's Lands druk kerij in Indiëden Heer Indermauerzijn al de in de Javasche courant gepubliceerde officieele telegrammen van Atjeh tot het laatst van liet vorige jaar in één bundel uitgegeven. De geschiedvorscher kan daarin de bevestiging zien van hetgeen dooi den geachten schrijver beweerd wordt. redactie. Meer van Pinang dan van Singapore. redactie. (f) Bladz. 121. Bladz. 309, 316 en 285 van „De Waarheid."

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 456