456 niet afkeerig was van brandstichten, kunnen zij getuigen, die in den Kraton waren weinige dagen vóór den inval van Habib, toen die inval reeds in de lucht zat, en er bijna geen dag omging zonder overvallingen of' brandstichtingen in den omtrek van Kota Radja. Die inval van Habib bracht ons eindelijk en ten laatste, waar wij wezen moesteneindelijk werd gebroken met het afwachtende en verdedigende stelsel, en trad een waar agressief stelsel daarvoor in de plaats, dat ons in weinige weken verder bracht dan een jaren lang volgen van het vroegere stelsel. Maar ook nu weder speelde de nog altijd heerschende geest van Generaal Van Swieten ons parten en was die oorzaak, dat we ook nu nog niet aan het einde zijn. Weder werden de operation om politieke redenen, met dat stelsel samenhangende, in 1878 ontijdig afgebroken en werd in 1879 de agressie gestaakt en op nieuw een groot gedeelte der troepen terrug- gezonden, vóór dat het doel geheel bereikt was, omdat men geen weerstand kon bieden aan den drang der partijdoor wier hoofd de basis was gelegd van het wankelende gebouw onzer heerschappij in Atjeh. Nog eene korte inspanning vau het leger, dat daartoe nog wel bij machte was, en de zoo gelukkig begonnen tocht met kracht doorgezet tot Pidir, had naar alle waarschijnlijkheid ook den laatsten tegenstand opgeheven en Imam Longbatdh en Panglima Polim tot ons gevoerd, en daarmede zou de algeheele onderwerping van Atjeh een voldongen feit zijn geweest. Thans zal de geschiedenis moeten leeren of men niet weder voor de derde maal dezelfde fout heeft begaan. Wel verre van het eigenaardige karakter en den langen duur van den Afjehschen oorlog toe te schrijven aan het niet consequent toe passen van het systeem van den Generaal Van Swietenzijn wij overtuigddat dit moet worden toegeschreven aan het nimmer vol komen breken met dat stelsel en het telkens daartoe terugkeeren, vóór dat de tijd daarvoor gekomen was. Deze uitweiding diende om dat in groote trekken aan te toonen. Was de ruimte, waarover we konden beschikken, niet te gering, wij zouden onze meening met tal van feiten kunnen stavenwaarvan we slechts één enkel zullen aanvoeren.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 463