469 te toetsen aan de critiek, te meer daar die critiek slechts eene betrek kelijk geringe waarde heeft, omdat ze geene authentieke cijfers daar tegenover kan stellen. Zoo spreekt de Heer Niclou van ongeveer 4500 aangeworven Clü- neesche en Inlandsche werklieden en dwangarbeiders, benevens van pikol- paarden en pedatis, die op den len Juli 1878 in het rijk van Atjeh aan wezig waren en dus konden worden aangewend bij de operatiën in de XXII moekims. Hoe de Heer Niclou aan dat cijfer van 4500 komt, wordt niet vermeldvermoedelijk heeft hij het uit een of ander offi cieel stuk, en hoewel het mogelijk is, dat dit aantal werkelijk aanwezig was, wat door ons zeer betwijfeld wordt, durven we gerust verklaren, dat er geen enkele dag is geweest, dat er 4500 man voor de transport dienst zijn gebezigd. We hebben geene officieele stukken tot onze beschikking om tegenover de cijfers van den Heer Niclou andere cijfers te stellen; we kunnen alleen zeggen, wat we met eigen oogen gezien hebbenen als we nu het maximum menscheu, dat destijds dagelijks werd gebruikt voor de transporten over geheel Groot-Atjeh op 2000 stellen, dan gelooven wij, dat we niet te weinig schatten, en van die 2000 ging dan nog heel wat af tot voorziening van de verschillende liniën, die ook een groot aantal troepen gebonden hielden. Pedatis en pikolpaarden waren er wel, maar er was van deze beide transport middelen een groot gedeelte, dat niet gebruikt werd, gedeeltelijk tenge volge van het totale gebrek aan organisatie van het transportwezen, gedeeltelijk omdat de toestand der wegen tengevolge van zware bandjirs het gebruik niet toeliet. Waren er werkelijk 4500 man voor de colonnes be schikbaar geweest en doeltreffend gebruikt, deapproviaudeering van onze etappeposten zou niet zoo lang hebben geduurd als thans het geval was. Later (j) wordt zonder nadere toelichting of opgave van herkomst weder een getal genoemd, waarvan de juistheid aan gegronden twijfel onderhevig is. Er wordt daar gezegd, dat in 1878 de krijgsmacht werd opgevoerd tot 11000 man, waarvan meer dan 10000 in Groot- Atjeh zelf. Zelfs zonder eenige officieele gegevens te bezitten, durven wij pertinent te verklaren, dat er in 1878 en 1879 nimmer 10000 Bladz. 136. (t) Bladz. 244.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 476