470
valide geweerdragendo manschappen in Atjeh zijn aanwezig geweest.
Het aantal troepen, dat aan de eigenlijke operatiën deel nam, zal
tusschen de 3 en 4000 man bedragen hebben, meer zeker niet. Wanneer
men nu nog 3000 man rekent, in die jaren in den Kraton en op
de nog aanwezige posten in Groot-Atjeli gelegerd, en er "nog 3 a 4000
man geniewerklieden en dwangarbeiders bijvoegt, dan zal men zoo
ongeveer tot dat getal 11000 komen, waaronder dan nog 2000 zieken
moeten worden gerekend en 600 a 700 man combattanten en niet-
combattanten op de posten buiten Groot-Atjeh. Een zoo zonder
eenige toelichting neergeschreven getal zou al tot zeer verkeerde
gevolgtrekkingen leiden; het ware te wenschen geweest, dat er een 10000
geweerdragende mannen, al was het maar voor ééne maand, waren
tegenwoordig geweest.
Terecht breekt de Heer Niclou den staf over de door Borel en
anderen aangeheven klaagliederen over den slechten toestand van
logies, voeding, enz. Wij zullen niet beweren, dat alles uitmuntend
was, maar 'tkon moeilijk anders; dat zijn de rampen van den oorlog
daar is eenmaal niets aan te veranderen. Met reuzenkrachten is
overal op Java en in de Straits gewerkt om Atjeh van het noodige
logies te voorzien; maar de krijgstochten van Pel in 1875 en 1876
verhinderden aan de oprichting geregeld door te werken, daar de
aanwezige werkkrachten voortdurend werden gerequireerd om koelie
diensten te doen bij de uitrukkende colonneseerst in het rustige
tijdperk van 1877 en begin 1S78 kon geregeld worden doorgewerkt,
en is er dan ook heel wat tot stand gekomen.
Generaal Van Swieten er een verwijt van te maken, dat wat in
187S nog niet gereed kon zijn, in 1874 er nog niet was, is voor
zeker hoogst onbillijk, en dat zal ook niemand doen, die de toestanden
goed kent. Maar van de andere zijde moet niet worden beweerd,
dat het logies in 1874 goed was; dat lijkt er niet naar; 'twas hoog
stens zoo goed als het in de gegeven omstandigheden kon zijn.
Ook over de blokkade spreekt de schrijver; het moet erkend
worden, dat het blokkeeren van de uitgestrekte Atjelikust een zeer
XVIe brief.
XVIIIe brief,