474 - Men ziet of men wil den waren toestand niet onder de oogen zien, hoe dikwerf die van niet-officieele zijde in het juiste licht wordt gesteld; men verblijdt zich met hersenschimmen. Ook de Generaal Van der Heijden kon zich niet boven dat alge- meene streven verheffen. Ook in zijne berichten straalde na 1879 een optimisme door, dat geene of te weinig rekening hield met de feiten. Men verbeeldde zich toen, dat na de laatste operatiën de kracht des vijands gebroken was; maar wij vreezen, dat het maar al te spoedig zal blijken, dat dit niet het geval is. Hiermede nemen wij afscheid van het boek van den Heer Niclou dat, hoezeer niet zonder partijdigheid geschreven, toch voor den la- teren geschiedschrijver eene zeer belangrijke en in vele opzichten vertrouwbare bron zal zijn voor het beschrijven van den Atjehschen oorlog, ter leering van het nageslacht. Yoorzeker, die oorlog vult een treurig boekdeel onzer geschiedenis. Voor den opmerkzamen beschouwer komt de achteruitgang van ons volk maar al te zeer uit in den loop der gebeurtenissen en in de drijfveeren, welke die gebeurtenissen in het leven riepen. Onnaden kend en met overmoed begonnen, vertoont de loop daarvan eene reeks fouten en misslagen, en heeft de literatuur daarover maar al te zeer in het licht gesteld, hoe klein onze groote mannen zijn. Er zijn er, die het bejammeren, dat die oorlog zooveel pennen in beweging heeft gebracht en dat er zooveel is gezegd, dat men liever gezwegen had gezien. Wij voor ons betreuren dat niet, maar ach ten het integendeel gelukkig, dat er eindelijk gebroken is met de tot heden toe gevolgde conventioneele bespreking en beschrijving der door Nederland in Indië gevoerde oorlogen. De hoewel nog slechts half opgeheven sluier heeft genoegzaam doen zien, waar het aan hapert, en dat kan in de toekomst tot verbete ring leiden, indien ten minste ons volk nog voor verbetering vat baar isindien de weelde en de gemakzucht der laatste eeuw ons niet reeds derwijze ontzenuwd hebben, dat krachtige werkzaamheid, maar vooral eerlijkheid en oprechtheidin de toekomst tot de onmo gelijkheden behooren. Wij weten niet of eene hoogere macht het lot der volken regelt; wij weten niet of 't noodlot dan wel het

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 481