481
61. De gouverneur of kommandant moet zich wel overtuigen dat de
vestingen niet zonder gewigtige redenen langs de grenzen aangelegd zijn,
en dat zij te zamen een groot geheel uitmaken, van welke de gedeelten? -
in verband staan met het plan van operatiën.
Wanneer een van dezelve veroverd wordt, zoo is <le linie van opera
tiën verbrokende gemeenschap afgesneden en de vijand dringt tot in
het binnenste van het land, alwaar hij des te meer verwoestingen kan
aanregten, daar de veroverde vesting tot een vast punt van retraite en
bergplaats voor zijnen gemaakten buit kan strekken.
62. Hij moet weten, dat een schandelijke dood, of een nog schande
lijker leven, het lot van den kommandant zal zijn, die den aan hem
toevertrouwden post overgeeft zoo lang er nog' eenige ressources overig
waren, en eer dat hij voor de verdediging van dezelve alles gedaan heeft
wat eer, pligt en liefde voor Vorst en Vaderland hem voorschrijven.
63. Tot daartoe zal hij met den vijand geene gemeenschap hebben,
veel minder zulks aan anderen permitteren. Hij zal zelfs streng moeten
straffen eencn ieder die bij hem zoude durven aandringen om te capitu
leren, terwijl er nog middelen van defensie overblijven.
64. Wanneer alle middelen van defensie door hem zullen zijn aange
wend en hij de verdediging der vesting niet langer kan rekken, zal hij
de leden van den raad van defensie bijeen roepen en met hen raadplegen.
Indien als dan een hunner bewijst, dat er nog middelen van defensie
aanwezig zijn, al ware het slechts voor weinige uren, zal de gouverneur
of kommandant daarvan moeten gebruik maken en zich steeds naar het
gevoelen der moedigstcn gedragen.
65. Indien de gouverneur of kommandant niet goed mogt vinden om
van deze laatste middelen gebruik te maken, zullen de leden die dezelve
voorgeslagen hebben of die vermeenen in geene kapitulatie te moeten
treden, het'regt van protest hebben; welke protesten dan op het register
der deliberation zullen ingeschreven worden.
66. In geen geval zal de gouverneur of kommandant zelve uit de
vesting gaan om met den vijand te handelen; doch hij zal eenen officier
daarmede belasten, wiens moed, standvastigheid en tegenwoordigheid van
geest hem bijzonder bekend zijn.
67. In allen gevalle zal hij alleen het tijdstip, de wijze en voorwaarde
der kapitulatie bepalen, daarbij in acht nemende om er geene aan te
nemen wraardoor zijn lot van dat zijner troepen zoude afgescheiden
worden.
Hij moet alle mogelijke moeite aanwenden om het lot zijner soldaten,
31