482 zieken en gekwetsten te verzachten, en de gunstigste voorwaarden en uitzonderingen voor dezelve zoeken te verkrijgen. 68. De gouverneur of kommandant die de aan hem toebetrouwde ves ting zal overgegeven hebben, zal deszelfs gedrag moeten regtvaardigen voor eene commissie, te dien einde door den Souverein benoemd; welke commissie na gedaan onderzoek, zal verklaren of hij aangeklaagd moet worden dan niet. In het eerste geval zal hij aan het Ilooge Militaire Geregtsliof over gegeven worden, en in het laatste zal hij honorabel kwijtgescholden, en zal de verklaring, te dien einde door de voorsz. commissie uitgebragt, op de dagorder der armee publiek gemaakt worden. 69. Ieder gouverneur of kommandant die zijne vesting als man van eer en getrouw onderdaan zal verdedigd hebben, zal ook met de dapperen van deszelfs garnizoen op de tevredenheid en gunst van den Souverein aanspraak kunnen maken. Terwijl Zijne Koninklijke Hoogheid aan zich behoudt om de zoodanige die hunne vestingen, na eene lange en kracht dadige verdediging, voor het land bewaard en behouden hebben, publieke blijken te geven van Hoogstdeszelfs genoegen, en zoodanige belooningen en onderscheidingen uit te deelen, als met den aard der zaak en het gewigt hunner diensten geëvenredigd zal bevonden worden. Onze meer critische dan waardeerende tijd zal op deze zes en zestig jaren geleden samengestelde en aan bepalingen uit bet Fransche Journal Militaire" ontleende instructie vele aanmerkingen kunnen maken. Wij doen dat niet en beschouwen haar uit het historisch standpunt. Met onze geschiedenis en de houding van Generaals in Hollandsche dienst, als Van Bijlandt in Februari 1793 in Breda Bedaulx in Maart 1793 in GeertruidenbergHessen-Philipsthall en P fister in October 1794 in 's Hertogenbosch en Venlo, rekeninghou dende, trachtte zij herhalingen daarvan te' voorkomen en had zij, toen anderhalve maaud later Napoleon I in Fvankrijk landde, de verdienste der actualiteit. Dat zij niet volledig was, werd later be wezen. Bij Koninklijk besluit toch van 23 September 1830, No. 48 werd, o. m. gelet op (de artikelen G en 7 van) het Crimineel wetboek voor het krijgsvolk te lande, de wet van 10 Juli li91 en het de- Zie hierbij de Fransche wet voor den staat van beleg van 9—11 Augustus 1849.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 489