491
ontworpen wordennoopte de Commissie dier Kameraan het slot
van haar rapport in overweging te geven„in afwachting eener
Wetsvoordragt,de Regering haren dank te betuigen voor
het geven der gevraagde inlichtingenen afschrift van dit rapport te
zenden aan de bij deze zaak betrokkene Ministers." Wij geloo-
ven niet, dat de Tweede Kamer tot dusverre op dat voorstel eene
beslissing genomen heeft. En de Uitvoerende macht? Ook zij heeft
omtrent dit onderwerp niets naders laten hooren. Het rapport dei-
door Haar benoemde Staatscommissie is tot dusverre geheim geble
ven terwijl de aanhoudende verwisselingen van Ministers en minis-
teriën haren arbeidzoo het schijnttot heden hebben laten rusten.
Hoe het ook zijbij eene volgende herziening der Grondwet zal
de Volksvertegenwoordiging, dit mogen wij van haar verwachten,
met meer nadenken en ernst eene definitieve regeling van dit onder
werp provoceeren. Immers, de Grondwetdie daarover had behooren
te sprekenbewaart een volkomen stilzwijgenzoodat zelfs sommige
rechtsgeleerden, niettegenstaande het bepaalde bij art. 3 der „Addi-
tionnele artikelen' van de Grondwet, aldus luidende: „Alle op het
oogenblik der afkondiging van de veranderingen in de Grondwet
verbindende wettenreglementen en besluiten worden gehandhaafd
tot dat zij achtervolgens door andere worden vervangen," de rechts
geldigheid betwisten van de Wet van 10 Juli 1791. en het Decreet
van 24 December 1811. (f)
Die rechtsgeleerden zullen echter wel de minderheid uitmakenen
zoo lang er geene nieuwe wetgeving komt op dit onderwerpbehoeft
men in .Nederland niet bevreesd te zijn, door de eventueele toepas
sing van boven aangehaalde bepalingen van 1791, 1811,1815,1830
en 1875 met eenige staatsmacht in conflict te komen. De Fransche
wetten en decretendie bij de Nederlandsche wetgeving toen
Nederland nog een deel uitmaakte van het Fransche rijk zijn
iugevoerdblijven geldig, zoo lang ze niet uitdrukkelijk of stil
zwijgend zijn afgeschaft, daar eene politieke omwenteling
Zie Gedrukte stukken der Staten-Generaal van 1877.
(t) Zie: „Staat van Oorlog' en van Beleg," Militaire Spectator, jaargang 1869.
Zie hetgeen Mr. Pols zegt over art. 11 C. W. op pag. 48—50 der Inleiding, 2e
druk, van zijne bekende toelichtingen op het C. W. voor het krijgsvolk te lande.