501
burgers vernield worden. Die eigendommen kunnen ook, zoo als
huizen en fabrieken, door de militaire macht in bezit genomen, tijdelijk
bezet, worden. Ook in het tweede geval mag gerust worden aange
nomen, dat vernieling plaats heeft. Beide gevallen kunnen met of
zonder onteigening gepaard gaan. Er heeft onteigening plaats, indien
het eigendom van den particulier wordt eigendom van den Staat. De
Nederlandsche Onteigeningswet laat oogenblikkelijke inbezitneming
toe in geval van openbaar verklaarden oorlog of dat vestingen of
versterkte plaatsen in staat van oorlog of van beleg zijn gesteld. Het
laatste wil zeggen, dat het recht tot inbezitneming niet wordt beperkt
tot vestingen en versterkte plaatsenmaar alleen tot den tijdwaarin
deze in staat van oorlog of van beleg zijn gesteld. Onteigening
in den daaraan door de Wet gehechte beteekenis kan, in gewone
gevallen, niet met onmiddelijke inbezitneming en zonder schadeloosstelling
gepaard gaan. In het door ons behandelde geval mag zulks echter
wel. Art. 147 der Grondwet luidt:
„Niemand kan van zijn eigendom worden ontzet, dan ten algemee-
nen nutte en tegen voorafgaande schadeloosstelling."
„De wet verklaart vooraf dat het algemeen nut de onteigening
vordert."
„Eene algemeene wet regelt de uitzondering op het vereischte van
zoodanige verklaring ten behoeve van vestingbouw en den aanleg,
het herstel of onderhoud van dijken, bij besmetting en andere
dringende omstandigheden."
„De bovengenoemde vereischten van voorafgaande verklaring door
eene weten van voorafgaande schadeloosstelling kunnen niet worden
ingeroepenwanneer oorlogbrand of watersnood eene onverwijlde
inbezitneming vorderen. Het regt van den onteigende op schadeloos
stelling wordt hierdoor echter niet verkort."
Indien er dus vrees is voor onmiddelijken aanvalvordert de oorlog
inbezitneming. Moeten er veldwerken geene vestingen in oorlogs
tijd (d. i. bij dringend gevaar, met den meesten spoed) worden
opgerichtdan is het duidelijk, dat ook dit geval eene uitzondering
op den algemeenen regel wettigt. In hare Memorie van toelichting
Zie art. 73 der Wet van 28 December 1851, No. 125. Zie ook art. 147 der
Grondwet.