DE BEPALINGEN OP DE BEVORDERING OFFICIEREN VAN HET INDISCHE LEGER. Waar door een Opperbestuur bepalingen in het leven worden ge roepen, waarbij aan de uitvoerende macht in eenige Kolonie de regelen worden voorgeschreven, waarnaar zij in sommige gevallen heeft te handelen en aan ieder ingezetene dus in zekere opzichten waarborgen worden gegeven, dat hij voor willekeurige handelingen wordt beschermd, daar is het de plicht van hem, aan wien de uit voering dezer wetten wordt toevertrouwd, te waken voor eene zui vere toepassing van de beginselen, in die bepalingen blootgelegd. Den waarborg daarvoor hebben wij, landsambtenaren bij den Gou verneur-Generaal, in den eed door Z. E. in handen des Konings afgelegd (Art. 5, R. R.)dien waarborg hebben de officieren van het Necl.- Indische leger bovendien bij den Commandant van- het Leger, in zijne volbrachte militaire loopbaan. Wat kan dan de reden zijn, dat er sedert eenige jaren aan die waarborgen moet worden getwijfeldwat kan de reden zijn, dat sedert eenige jaren wordt afgeweken van het Koninklijk Besluit van 24 November 1859, No. 29 Indisch Staatsblad No. 26 van 1860), bevattende de bepalingen, volgens welke de Eitropeesche of ficieren van de in Nederlcmdsch-Indië aanwezige landmacht worden bevorderd en ontslagen, enz.? De artikelenwaarop wij hier doelen, zullen wij duidelijkheids halve aanhalen. Uit de aan het hoofd van het Besluit bekend gemaakte overwe gingen blijkt, dat bij de samenstelling is gelet op de Nederlandsche Wet van den 28»ten Augustus 1851, Nederlandsch Staatsblad No. 128) zooals zij is gewijzigd bij die van den llden Juli 1855 Neder landsch Staatsblad No. 74) Art. 3. De bevorderingen van officieren van de in Nederlandsch- Indiê aanwezige landmacht, tot en met den rang van Kolonel ingesloten, geschieden door den Gouverneur-Generaal, den bevelhebber gehoord. DER

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 512